ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7095

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 oktober 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/47224 BEPTDN GZ
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Armeense nationaliteitseiseres met betrekking tot staatsburgerschap en vervolging in Rusland

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 oktober 2001 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Armeense vrouw, eiseres, die in 1988 haar land heeft verlaten vanwege haar huwelijk met een Azeri. Eiseres heeft in de Russische Federatie gewoond, maar heeft geen permanente verblijfsvergunning kunnen verkrijgen. Tijdens haar verblijf in Rusland heeft zij te maken gehad met ernstige incidenten, waaronder een verkrachting, maar heeft zij geen bescherming van de autoriteiten gezocht. De rechtbank oordeelt dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zij de Russische nationaliteit niet heeft verkregen of had kunnen verkrijgen. De rechtbank stelt vast dat eiseres geregistreerd moet zijn geweest in Rusland en dat zij, gelet op haar langdurig verblijf, de mogelijkheid had om het staatsburgerschap te verkrijgen. De rechtbank concludeert dat de stelling van eiseres dat zij vreest voor vervolging in Rusland niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank wijst het beroep ongegrond, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij gegronde redenen heeft om te vrezen voor vervolging of dat zij niet kan terugkeren naar haar land van herkomst. De rechtbank benadrukt dat de asielaanvraag in het aanmeldcentrum zonder schending van zorgvuldigheid had kunnen worden afgedaan, en dat er geen aanleiding is om de zaak aan te houden in afwachting van de komst van haar echtgenoot en kinderen, die niet binnen de gestelde termijn in Nederland zijn aangekomen.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zittingsplaats Zwolle
Vreemdelingenkamer
regnr.: Awb 01/47224 BEPTDN GZ
UITSPRAAK
inzake: A, ook bekend als A,
geboren op [...] 1963,
van Armeense nationaliteit,
IND dossiernummer 0109.15.8014,
eiseres,
gemachtigde: mr. I. Vreeken, advocaat te Zutphen;
tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
vertegenwoordigd door drs. V.J.C. Berg, ambtenaar ten departemente.
1 Procesverloop
1.1 Op 15 september 2001 heeft eiseres een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij beschikking van 19 september 2001 heeft verweerder de aanvraag niet ingewilligd.
1.2 Bij beroepschrift van 19 september 2001 heeft eiseres beroep ingesteld tegen deze beschikking. Het beroep is ter zitting van 28 september 2001 behandeld. Eiseres is daarbij verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2 Toetsingskader
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. Aangezien verweerder de aanvraag heeft afgewezen in het aanmeldcentrum (AC), dient beoordeeld te worden of de aanvraag in het kader van de AC-procedure zonder schending van zorgvuldigheid had kunnen worden afgedaan.
3 Standpunten
3.1 Het asielrelaas van eiseres komt op het volgende neer.
Eiseres heeft Armenië in 1988 verlaten omdat haar echtgenoot een Azeri is. Eiseres en haar echtgenoot hebben zich toen in de voormalige Sovjet-Unie, thans de Russische Federatie, gevestigd. Eiseres en haar echtgenoot hebben de afgelopen twaalf jaren tevergeefs geprobeerd om een permanente verblijfsvergunning te krijgen. Eiseres is op 17 september 1999 samen met haar dochter verkracht door dorpsbewoners. Eiseres heeft dit niet aan haar echtgenoot verteld.
Uiteindelijk hebben eiseres, haar echtgenoot en de kinderen de Russische Federatie op 2 september 2001 verlaten. Tijdens de reis naar Nederland heeft eiseres haar gezin uit het oog verloren. Zij gaat er vanuit dat zij binnenkort in Nederland zullen aankomen.
3.2 Verweerder heeft de aanvraag -onder meer- afgewezen, omdat eiseres ter staving van haar aanvraag geen reis- of identiteitspapieren, documenten of bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van haar aanvraag om toelating. Eiseres heeft tevens niet aannemelijk gemaakt dat het ontbreken van deze documenten niet aan haar is toe te rekenen. Gelet hierop is de oprechtheid van het asielrelaas van eiseres op voorhand aangetast en wordt afbreuk gedaan aan de geloofwaardigheid van dit relaas.
Tevens is niet aannemelijk dat eiseres als een opposant van het huidige regime in het land van herkomst te boek staat of heeft gestaan en in die hoedanigheid te vrezen heeft voor vervolging.
Verweerder meent voorts dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij het Russisch staatsburgerschap niet heeft verkregen danwel had kunnen verkrijgen in de twaalf jaar dat zij stelt hier illegaal te hebben verbleven. In het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 30 juli 1999 (kenmerk: DPC/AM-623735) en de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) deel 8 band C staat immers vermeld dat alle staatsburgers van de voormalige Sovjet-Unie die in het bezit waren van een tijdelijke registratie en die woonden op het grondgebied van de Russische Federatie het staatsburgerschap van de Russische Federatie hadden kunnen verkrijgen door zich bij de Russische autoriteiten daarvoor aan te melden.
De verklaringen van eiseres omtrent het niet verkrijgen van het Russische Staatsburgerschap kunnen niet leiden tot vluchtelingschap. Ook de door eiseres gestelde problemen tengevolge van het illegale verblijf kunnen niet leiden tot vluchtelingschap aangezien eiseres nimmer problemen heeft ondervonden van de zijde van de autoriteiten en deze problemen nimmer aanleiding zijn geweest om de Russische Federatie te verlaten.
Ten aanzien van de verkrachting van eiseres en haar dochter door vijf onbekenden wordt opgemerkt dat zij, hoe betreurenswaardig deze gebeurtenis ook is, slachtoffer zijn geworden van een commuun delict, waartegen de bescherming van het Verdrag niet met succes kan worden ingeroepen. Eiseres had zich voor bescherming kunnen wenden tot de autoriteiten, hetgeen zij niet gedaan heeft. Derhalve valt niet op voorhand vast te stellen dat de autoriteiten eiseres geen bescherming hadden kunnen of willen bieden.
De gebeurtenis in 1999 waarbij haar echtgenoot geslagen werd naar aanleiding van een vechtpartij na een begrafenis betreft eveneens een commuun delict.
Bovendien kan eiseres zich aan de gestelde problemen in de Russische Federatie onttrekken door zich in Armenië te vestigen.
In de omstandigheid dat de echtgenoot en kinderen van eiseres onderweg zouden zijn naar Nederland bestaat geen aanleiding de beoordeling van de aanvraag van eiseres op te schorten. Immers, er bestaat geen enkele zekerheid dat haar echtgenoot en kinderen daadwerkelijk in Nederland zullen arriveren. Genoemde verklaringen berusten slechts op vermoedens van de zijde van eiseres.
Eiseres komt voorts niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, onder c. De gebeurtenissen van 17 september 1999, te weten de gestelde verkrachting van eiseres en haar dochter, vallen niet onder de limitatieve opsomming zoals genoemd in de Vc deel C1 onder 4.2.2. Gesteld noch gebleken is immers dat overheidsfunctionarissen als daders of anderszins betrokken waren bij genoemde gebeurtenissen. Tevens heeft eiseres in deze gebeurtenissen geen aanleiding gezien de Russische Federatie te verlaten en is zij eerst vertrokken op 2 september 2001 naar aanleiding van problemen ten gevolge van haar gestelde illegaal verblijf.
Van een causaal verband tussen de gebeurtenis op 17 september 1999 en het overlijden van haar dochter is niet gebleken nu eiseres heeft verklaard dat haar dochter is overleden tengevolge van een bloedziekte.
3.3 Eiseres stelt zich op het standpunt dat het niet aan haar te wijten is dat zij geen identiteitspapieren heeft kunnen overleggen. Zo werd bijvoorbeeld haar binnenlands paspoort in mei 2001 door de Russische autoriteiten in beslag genomen.
Eiseres stelt voorts dat haar problemen, te weten de vervolging danwel discriminatie vanwege haar nationaliteit van de kant van zowel de lokale bevolking als de Russische overheid, hebben geleid tot een onhoudbare situatie. Dat wil zeggen een ernstige inperking van de bestaansmogelijkheden. Daarbij is gesteld dat eiseres en haar gezin zich nergens permanent in de Russische Federatie hebben kunnen vestigen. Daarbij komt dat zij door de lokale bevolking niet werden geaccepteerd omdat zij vreemdelingen waren. Zij werden door de lokale bevolking mishandeld en bedreigd met inbrandsteking van hun huis. Eiseres werd bovendien nog verkracht. De autoriteiten hebben hen bovendien medegedeeld dat zij geen bescherming konden bieden tegen de lokale bevolking vanwege hun afkomst. De autoriteiten hebben de echtgenoot van eiseres zelf ook diverse keren mishandeld.
Eiseres betwist voorts dat zij zich met haar echtgenoot en kinderen in Armenië kan vestigen.
Eiseres merkt tevens op dat uit het door verweerder aangehaalde ambtsbericht blijkt dat eiseres in ieder geval niet in aanmerking kwam voor verkrijging van het Russische staatsburgerschap van rechtswege. Ten tijde van de inwerkingtreding van deze wet stond eiseres immers niet permanent ingeschreven.
Met betrekking tot de toepasselijkheid van artikel 29, eerste lid, onder c Vw voert eiseres aan dat haar verkrachting op 17 september 1999 niet op zichzelf staat. Ook van de zijde van de overheid ondervond zij grote problemen. Haar echtgenoot werd diverse keren mishandeld. Cumulatief gezien is er aanleiding om haar toe te laten.
Eiseres meent voorts dat er wel degelijk reden is om de beoordeling van haar aanvraag op te schorten in verband met de verwachte komst van haar echtgenoot en kinderen. Deze komst berust niet alleen op vermoedens, zoals ten onrechte in de beschikking wordt gesteld. Eiseres is immers samen met haar gezin uit de Russische Federatie vertrokken. Het reisdoel van alle gezinsleden was Nederland.
Tot slot wijst eiseres op hetgeen zij in de zienswijze omtrent haar emotionele toestand tijdens het verblijf in het AC naar voren heeft gebracht en de negatieve invloed die dit op haar nader gehoor en op de bespreking van dit gehoor en het voornemen heeft gehad. In de beschikking is hierop niet ingegaan. De beschikking is mede hierdoor onzorgvuldig voorbereid.
4 Overwegingen
4.1 De rechtbank stelt voorop dat er thans geen termen aanwezig zijn om de zaak van eiseres aan te houden in afwachting van de komst van haar echtgenoot en kinderen. Gebleken is immers dat de echtgenoot en kinderen van eiseres niet binnen de door de reisagent gestelde termijn van 10 dagen in Nederland zijn aangekomen. Ook ter zitting is komen vast te staan dat zij tot op heden niet in Nederland geregistreerd staan.
4.2 Naar het oordeel van de rechtbank is voor de beoordeling van deze zaak allereerst van belang om te bekijken van welk land eiseres het staatsburgerschap bezit danwel zou kunnen bezitten.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken inzake het Staatburgerschap- en Vreemdelingenwetgeving in de republieken van de voormalige Sovjet-Unie en in Afghanistan van 30 juli 1999, verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiseres ofwel van rechtswege de Russische nationaliteit heeft verkregen ofwel in elk geval -gelet op lange duur van haar verblijf in de Russische Federatie- de Russische nationaliteit had kunnen krijgen door zich bij de Russische autoriteiten daarvoor aan te melden. De stelling van eiseres dat zij de Russische nationaliteit niet heeft verkregen, acht de rechtbank onvoldoende. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres heeft verklaard dat zij in het bezit is geweest van een tijdelijke propiska. Hieruit leidt de rechtbank af dat eiseres geregistreerd moet zijn geweest en dat van wonen, in de zin van artikel 13 van de Wet op het Staatsburgerschap van de Russische Federatie, in die periode sprake moet zijn geweest. Zonder die registratie zou eiseres illegaal zijn geweest en hadden bijvoorbeeld haar kinderen niet naar school gekund.
Voorts is nog van belang dat uit de verklaringen van eiseres voornamelijk blijkt dat het niet lukte een permanente registratie te verkrijgen. Dat (serieuze) pogingen zijn ondernomen om tot naturalisatie te komen, is niet gebleken.
Voorzover eiseres heeft verwezen naar informatie van Amnesty International (d.d. 30 maart 2000) overweegt de rechtbank dat deze informatie eerder het standpunt van verweerder onderschrijft dan dat van eiseres. Uit deze informatie blijkt immers dat gedwongen migranten, die zoals eiseres vóór 1992 naar Rusland zijn gekomen, inmiddels grotendeels zijn genaturaliseerd, terwijl het ook nu nog vrij eenvoudig is voor voormalige bewoners van de Sovjet-Unie om zich te laten naturaliseren.
4.3 Gelet op het voorgaande dient te worden getoetst of eiseres in de Russische Federatie gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging.
Op grond van artikel 1(A) van het Vluchtelingenverdrag worden vreemdelingen die afkomstig zijn uit een land waarin zij gegronde reden hebben te vrezen voor vervolging wegens hun godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging of hun nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of een bepaalde sociale groep, als vluchteling beschouwd.
Niet is gebleken dat de politieke en mensenrechtensituatie in de Russische Federatie zodanig is dat uitsluitend in verband daarmee aan een vreemdeling uit dat land een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd dient te worden verleend. Het zal daarom aannemelijk moeten zijn dat met betrekking tot eiseres persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan op grond waarvan kan worden geoordeeld dat een dergelijke verblijfsvergunning dient te worden verleend.
4.4 Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres er niet in geslaagd dat aannemelijk te maken. Voorzover eiseres heeft gesteld dat zij vanwege haar afkomst te vrezen heeft voor een discriminatoire behandeling door de lokale bevolking, is de rechtbank van oordeel dat uit het relaas van eiseres niet valt af te leiden dat gebleken is van een substantiële discriminatie waardoor haar leven onhoudbaar is geworden.
De stelling van eiseres dat de overheid haar geen bescherming wilde geven, volgt de rechtbank niet. Eiseres baseert deze stelling enkel op de verklaring van het dorpshoofd Waseli Pertovitch dat hij eiseres en haar gezin niet kon beschermen. De rechtbank acht deze enkele verklaring onvoldoende om aan te nemen dat eiseres helemaal geen bescherming van de overheid kon danwel kan verkrijgen. Bovendien is van belang dat eiseres ook niet geprobeerd heeft om de bescherming van de hogere autoriteiten in te roepen. Niet valt dan ook in te zien dat deze geen bescherming kunnen danwel willen bieden.
Eiseres kan daarom niet als verdragsvluchteling worden aangemerkt.
4.5 Het is – mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - niet aannemelijk dat eiseres gegronde reden heeft om aan te nemen dat eiseres bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
4.6 Niet is gebleken van zodanig klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van het vertrek uit het land van herkomst dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat van eiseres kan worden verlangd dat zij terugkeert naar het land van herkomst.
4.7 De rechtbank is voorts van oordeel dat eiseres niet in aanmerking komt op grond van het artikel 29, eerste lid aanhef en onder c, Vw. De rechtbank verwijst hiertoe naar de betreffende overwegingen in de bestreden beschikking en neemt deze over.
De rechtbank merkt bovendien op dat eiseres in de gestelde verkrachting geen aanleiding heeft gezien de Russische Federatie te verlaten.
4.8 Gelet op het voorgaande leende de asielaanvraag zich voor afdoening in het aanmeldcentrum en is het beroep ongegrond.
4.9 Er bestaat geen aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. W.L.J. Fernhout als griffier op 4 oktober 2001
_________________________________________________________________________
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen een week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen op de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage. Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: 4 oktober 2001