ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7079

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/58300
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding en ongegrondverklaring beroep vrijheidsontnemende maatregel van Britse vreemdelinge

In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 20 november 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel van een Britse vreemdelinge, hierna aangeduid als de vreemdelinge. De vreemdelinge was op 6 november 2001 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000) vanwege het plegen van winkeldiefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdelinge geen gemeenschapsonderdaan is in de zin van artikel 1 sub e Vw2000, omdat zij in Nederland geen werk had en niet aannemelijk was dat zij een serieuze werkzoekende was. Hierdoor kon zij geen verblijfsrecht ontlenen aan het EU-Verdrag. De rechtbank oordeelde dat de vrije termijn van maximaal drie maanden, waarop de vreemdelinge recht had, van rechtswege was vervallen door het gepleegde misdrijf.

De rechtbank heeft de openbare behandeling van het beroep op 13 november 2001 gehouden, waarbij de vreemdelinge noch haar gemachtigde aanwezig was. De gemachtigde van de vreemdelinge voerde aan dat de bewaring onrechtmatig was, omdat zij als EG-onderdaan rechtmatig verblijf in Nederland zou hebben gehad. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de maatregelen van staandehouding en ophouding voor verhoor rechtmatig waren toegepast. Er was voldoende bewijs van illegaal verblijf, en de rechtbank concludeerde dat de vreemdelinge in bewaring was gesteld in het belang van de openbare orde en met het oog op uitzetting.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen grond was voor het toekennen van schadevergoeding en dat er geen proceskosten aan de andere partij moesten worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. N. Hobby.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
beroep vrijheidsontnemende maatregel
__________________________________________________
Reg.nr : AWB 01/58300 VRWET
Inzake : A, crv nummer [crv nummer], verblijfplaats onbekend, hierna te noemen de vreemdelinge,
gemachtigde mr. J. van Appia, advocaat te Amsterdam,
tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. M.C.G.G. van Hoek, ambtenaar ten departemente.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. De vreemdelinge is geboren op [...] 1964 en heeft de Britse nationaliteit.
2. Op 6 november 2001 heeft de rechtbank een beroepschrift op grond van artikel 93 Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000) van de vreemdelinge ontvangen. Het beroep is gericht tegen het besluit van verweerder van 4 november 2001 waarbij de vreemdelinge de maatregel van bewaring is opgelegd.
In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding.
3. Openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op
13 november 2001. De vreemdelinge noch haar gemachtigde is verschenen.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank stelt vast dat de vreemdelinge in bewaring is gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw2000.
2. Ingevolge artikel 94, vierde lid, Vw2000 staat ter beoordeling of het besluit tot oplegging van de onderwerpelijke vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
De rechtbank stelt vast dat de maatregel van bewaring na de indiening van het beroepschrift is opgeheven in verband met uitzetting van de vreemdelinge. Gelet hierop is thans nog slechts in geschil of de maatregel van bewaring eerder had moeten worden opgeheven en zo ja, of er aanleiding is een schadevergoeding op grond van artikel 106 Vw2000 toe te kennen.
3. Namens de vreemdelinge is aangevoerd dat de bewaring onrechtmatig is geweest aangezien onomstotelijk vaststaat dat zij uit Groot-Brittannië afkomstig is en zij mitsdien gemeenschapsonderdaan is. Als EG-onderdaan had de vreemdelinge in ieder geval voor drie maanden rechtmatig verblijf in Nederland. Op grond van artikel 8,7 van het Vreemdelingenbesluit kan een gemeenschapsonderdaan die een actuele bedreiging vormt voor de openbare orde, worden uitgezet. Er is in dit verband pas sprake van het criterium "gevaar voor de openbare orde" bij zeer ernstige delicten. In tegenstelling tot verweerder stelt de gemachtigde van de vreemdelinge zich op het standpunt dat de door de vreemdelinge gepleegde winkeldiefstal niet
onder dit criterium valt.
4. Namens verweerder is aangevoerd dat de vreemdelinge wel EG-onderdaan is, maar geen gemeenschapsonderdaan. Het EG-verdrag is geschreven voor mensen die gebruik willen maken van het vrije verkeer van goederen en diensten. De vreemdelinge, die in Nederland geen werk had en leefde van een uitkering van de Engelse sociale dienst, had als toerist slechts een vrije termijn van maximaal drie maanden. Deze vrije termijn is van rechtswege vervallen nadat de vreemdelinge zich had schuldig gemaakt aan het plegen van een winkeldiefstal.
5. De rechtbank is van oordeel dat de maatregelen van staandehouding en ophouding voor verhoor op rechtmatige wijze zijn toegepast.
De vreemdelinge is aangehouden op verdenking van het plegen van winkeldiefstal. Hierna is gebleken van voldoende feiten en omstandigheden die naar objectieve maatstaven gemeten een redelijk vermoeden van illegaal verblijf van de vreemdelinge in Nederland opleverden als bedoeld in artikel 50, eerste lid, Vw2000. De vreemdelinge is na beëindiging van het strafrechtelijk onderzoek dan ook terecht staande gehouden ingevolge die bepaling.
De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat de vreemdelinge geen gemeenschapsonderdaan is in de zin van artikel 1 sub e Vw2000. Zij had in Nederland geen werk en evenmin is aannemelijk geworden dat zij een serieuze werkzoekende was, gelet op de door de vreemdelinge afgelegde verklaringen blijkens het proces-verbaal van verhoor inverzekeringstelling respectievelijk van het gehoor ex artikel 59 Vw2000. Aldus is niet aannemelijk geworden dat de vreemdelinge een verblijfsrecht kon ontlenen aan het bepaalde bij of krachtens het EU-Verdrag
De vrije termijn van maximaal drie maanden, waarop de vreemdelinge derhalve recht had, is door het plegen van het misdrijf waarvan zij werd verdacht, van rechtswege vervallen.
6. De rechtbank concludeert dat verweerder de vreemdelinge op goede gronden krachtens artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw2000 in het belang van de openbare orde en met het oog op de uitzetting, in bewaring heeft gesteld. De vreemdelinge beschikte niet over een geldige titel tot verblijf noch over een vaste woon- of verblijfplaats en werd verdacht van het plegen van een misdrijf. Gelet hierop bestond ten aanzien van haar het ernstige vermoeden dat zij zich aan uitzetting zou onttrekken.
7. Naar het oordeel van de rechtbank bestond, nu de vreemdelinge in het bezit was van een geldig nationaal Brits paspoort, voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. Verweerder heeft de vreemdelinge op 6 november 2001 uitgezet.
8. Niet is gebleken dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring ten aanzien van de vreemdelinge in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
9. Het beroep is derhalve ongegrond. Er bestaat geen grond voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.
10. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
III. BESLISSING
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage
RECHT DOENDE:
1. verklaart het beroep ongegrond;
2. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
IV. RECHTSMIDDEL
Krachtens artikel 95 Vw2000 staat tegen deze uitspraak voorzover het betreft het beroep tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel voor partijen hoger beroep open.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier.
Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd.
Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage.
Voorzover in deze uitspraak is beslist op het verzoek om schadevergoeding staat daartegen krachtens artikel 84 aanhef en onder d Vw2000 geen hoger beroep open.
Aldus gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens en uitgesproken in het openbaar op 20 november 2001, in tegenwoordigheid van mr. N. Hobby, griffier.
afschrift verzonden op: