ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7076
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering verlenging van de voorwaardelijke vergunning tot verblijf voor een asielzoeker uit Sierra Leone
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 20 september 2001 uitspraak gedaan in een geschil tussen A, een asielzoeker van Sierra Leoonse nationaliteit, en de Staatssecretaris van Justitie. A had een aanvraag ingediend voor de verlenging van zijn voorwaardelijke vergunning tot verblijf (vvtv), die oorspronkelijk was verleend op 11 september 1995 en laatstelijk was verlengd tot 11 september 1997. De rechtbank oordeelde dat de weigering van de verlenging van de vvtv terecht was, omdat A niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 13a van de Vreemdelingenwet (Vw). A had slechts gedurende twee achtereenvolgende jaren in het bezit van een vvtv geweest, terwijl de wet vereist dat dit drie jaar moet zijn. De rechtbank stelde vast dat er geen recht op een vergunning was, ook niet op basis van het driejarenbeleid, omdat A niet gedurende de vereiste periode in Nederland verbleef op basis van een vvtv.
De rechtbank onderzocht ook het beleid van de Staatssecretaris ten aanzien van asielzoekers uit Sierra Leone en concludeerde dat er in de relevante periode geen vvtv-beleid was gevoerd. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris niet gehouden was om A een vvtv te verlenen, aangezien de geldigheidsduur van de aan A verleende vvtv op 11 september 1997 was verlopen en er geen recht op verlenging bestond. De rechtbank kwam tot de conclusie dat het beroep van A ongegrond was, en dat er geen aanleiding was om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met mr. M.M.J. Daams als griffier.