ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7064
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Y.A.A.G. de Vries
- J.D.R. Gorter
- Rechtspraak.nl
Toegang tot Nederland voor asielaanvrager en bijzondere aanwijzing
In deze zaak heeft de president van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage op 24 september 2001 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling die asiel aanvroeg. De vreemdeling, geboren in 1979 en gesteld statenloos, was op 17 augustus 2001 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd op basis van artikel 3 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De vreemdeling stelde dat de weigering om hem toe te laten tot Nederland rechtsgrond ontbeert, aangezien hij afkomstig was uit Frankrijk en geen Schengen-buitengrens had gepasseerd. Hij voerde aan dat er geen bijzondere aanwijzing was, zoals vereist door de wet, en dat de beslissing om hem de toegang te weigeren onbevoegd was genomen.
De verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, stelde echter dat de vreemdeling feitelijk toegang had gekregen tot Nederland, omdat hij asiel had aangevraagd. De president overwoog dat de Koninklijke Marechaussee (Kmar) in de praktijk niet altijd contact opneemt met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) voordat toegang wordt geweigerd, maar dat dit in het geval van de vreemdeling niet in strijd was met de wet. De president concludeerde dat de procedure die was gevolgd niet in strijd was met artikel 3, derde lid, van de Vw 2000, en dat de vreemdeling niet in zijn belangen was geschaad.
Uiteindelijk wees de president het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen omstandigheden waren die een veroordeling in proceskosten rechtvaardigden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een juiste interpretatie van de bijzondere aanwijzing en de rol van de Kmar en IND in het proces van asielaanvragen.