ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-926152-01
rolnummer 0003
's-Gravenhage, 30 november 2001
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te Detmold (Bondsrepubliek Duitsland),
[adres]
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 november 2001.
De verdachte, bijgestaan door de raadsvrouw mr M. Lindhout, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Krol heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder subsidiair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding subsidiair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft op 13 augustus 2001 twee mensen met de dood bedreigd door welbewust met een pistool in de richting van de auto waarin deze mensen zaten te schieten.
Ten aanzien van de ernst van dit feit heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het feit zich op klaarlichte dag heeft afgespeeld en nog wel op een plaats waar op dat moment veel mensen op straat waren.
Verdachte heeft blijkbaar geen oog gehad voor de indruk die een dergelijk feit maakt op en het gevaar dat een dergelijk feit kan opleveren voor de mensen die er ongewild getuige van zijn.
De rechtbank laat in het voordeel van verdachte meewegen dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, d.d. 15 augustus 2001, nog niet eerder in verband met strafbare feiten als in casu telastgelegd met politie en justitie in aanraking is geweest.
Over de persoonlijkheid van verdachte is schriftelijk gerapporteerd door de gedragsdeskundige S.M.J. van Zeijl, psycholoog, d.d. 7 november 2001. Deze deskundige verklaart vanwege de onvolledigheid van het onderzoek geen uitspraak te kunnen doen over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte en uit psychologisch oogpunt geen advies te kunnen geven.
Voorts is schriftelijk gerapporteerd en geadviseerd door de gedragsdeskundige R.J.H. Winter, psychiater, d.d. 28 oktober 2001. Deze deskundige stelt dat er bij verdachte ten tijde van het telastgelegde feit waarschijnlijk sprake was van een drugspsychose, doch acht verdachte volledig toerekeningsvatbaar, aangezien deze geheel op de hoogte was van de gevaren van het gebruik van verdovende middelen.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.
Al het hiervoor overwogene brengt de rechtbank ertoe aan verdachte een deels onvoorwaardelijke en deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur op te leggen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding subsidiair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op :14 augustus 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op :16 augustus 2001;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Elkerbout, voorzitter,
Dubbelman en Van der Veen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Japenga, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 november 2001.