ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7029

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/925778-01; 09/927098-99
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Elkerbout
  • A. Dubbelman
  • J. van der Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake poging doodslag en poging zware mishandeling met reclasseringstoezicht

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 30 november 2001 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De officier van justitie, mr. Hemstede, vorderde vrijspraak voor de poging tot doodslag ten aanzien van slachtoffer A, maar eiste een gevangenisstraf van 18 maanden voor de poging tot zware mishandeling van slachtoffer B en de subsidiaire poging tot doodslag van slachtoffer A. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 mei 2001 betrokken was bij een vechtpartij bij het partycentrum Zichtenburg, waar hij, na het nuttigen van alcohol, een ijzeren staaf heeft gepakt en daarmee twee ongewapende slachtoffers heeft geslagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat hij zich in een bedreigende situatie bevond op het moment van de aanval, en verwierp het verweer van noodweer. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de primair telastgelegde feiten met betrekking tot slachtoffer B en de subsidiair telastgelegde feiten met betrekking tot slachtoffer A, en legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 4 weken gevangenisstraf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag ten aanzien van slachtoffer A, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen was.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummers 09/925778-01; 09/927098-99 (TUL)
rolnummers 0005; 0006
's-Gravenhage, 30 november 2001
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te Paramaribo (Suriname),
[adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 31 augustus 2001 en 16 november 2001.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr. S. Jankie, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. Hemstede heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding primair telastgelegde ten aanzien van [slachtoffer A] wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding primair telastgelegde ten aanzien van [slachtoffer B] en het hem bij dagvaarding subsidiair telastgelegde ten aanzien van [slachtoffer A] wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als zulks inhoudt het volgen van een agressie regulatie training en deelname aan een dagbehandeling bij forensisch psychiatrische polikliniek De Waag te Utrecht.
Voorts heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 8 december 1999 is veroordeeld, te weten 4 weken gevangenisstraf.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen de hem telastgelegde poging doodslag ten aanzien van [slachtoffer A], zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding primair telastgelegde, voor zover betrekking hebbend op [slachtoffer B], en subsidiair telastgelegde, voor zover betrekking hebbend op [slachtoffer A], vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Ter zitting heeft de officier van justitie zijn vordering gesplitst ten aanzien van [slachtoffer A] en [slachtoffer B].
Hieruit heeft de rechtbank begrepen dat de telastlegging inhoudt een alternatief/cumulatief verwijt, te weten primair poging doodslag ten aanzien van [slachtoffer A] onderscheidenlijk [slachtoffer B] en subsidiair poging zware mishandeling ten aanzien van [slachtoffer A] onderscheidenlijk [slachtoffer B]. Door de raadsman is ter terechtzitting als standpunt naar voren gebracht dat dit niet toegestaan is. De rechtbank is in weerwil hiervan van oordeel dat de telastlegging aldus begrepen kan worden, dat de grondslag van de telastlegging hiermee niet gewijzigd of verlaten wordt en dat de verdachte hierdoor niet in zijn verdediging is geschaad.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Strafbaarheid van de verdachte.
De raadsman heeft bij pleidooi een beroep gedaan op noodweer c.q. noodweerexces. Hij heeft daartoe aangevoerd, dat verdachte zich bij het partycentrum Zichtenburg door de slachtoffers bedreigd voelde, toen deze op hem af bleven komen. Dit heeft, aldus de raadsman, tot gevolg dat verdachte mocht menen dat hij op dat moment in gevaar verkeerde dan wel dat zijn handelwijze wordt gerechtvaardigd door zijn gegronde vrees, waardoor hij onder die omstandigheden in redelijkheid kon denken dat hij zich diende te verdedigen tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding.
Gelet op het voorgaande concludeert de raadsman tot ontslag van alle rechtsvervolging.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Weliswaar is er voorafgaande aan het gebruik van de ijzeren staaf door verdachte een vechtpartij voor Zichtenburg geweest, waarbij verdachte tussen de partijen is gesprongen. Maar niet aannemelijk is geworden dat op het moment dat verdachte de ijzeren staaf in handen had nog sprake was van een bedreigende situatie voor hem of voor anderen.
Verdachte is derhalve strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Op 24 mei 2001 vond er bij het partycentrum Zichtenburg te 's-Gravenhage een vechtpartij plaats tussen een kennis van verdachte met anderen. Verdachte heeft zich, na het nuttigen van enkele alcoholische dranken, met voornoemde vechtpartij bemoeid door zich daarin actief te mengen. Daarbij heeft hij uiteindelijk een ijzeren staaf gepakt waarmee hij zijn onbewapende slachtoffers te lijf is gegaan. Het ene slachtoffer is met de ijzeren staaf tegen zijn hoofd en het andere tegen zijn schouder geslagen. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij door zodanig te handelen geen rekening heeft gehouden met de mogelijke (fysieke en psychische) gevolgen voor de slachtoffers. Dat de schade voor de slachtoffers relatief beperkt is gebleven en zij hier geen blijvend letsel aan hebben overgehouden, is niet aan verdachte te danken.
De rechtbank heeft voorts in aanmerking genomen dat verdachte de feiten heeft gepleegd in de vroege uren van de dag en op de openbare weg, waardoor op ingrijpende wijze inbreuk werd gemaakt op het gevoel van veiligheid van de slachtoffers en van de vele omstanders, die op dat moment getuige waren van de vechtpartij.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 28 mei 2001 is verdachte, ondanks zijn relatief jeugdige leeftijd, in het verleden reeds meermalen wegens geweldsmisdrijven veroordeeld.
Wat betreft de persoon van verdachte, heeft de rechtbank voorts acht geslagen op het psychologisch rapport van 1 oktober 2001, het voorlichtingsrapport van de reclassering d.d. 2 augustus 2001 alsmede het aanvullend adviesrapport van de reclassering d.d. 16 november 2001.
De rechtbank zal overeenkomstig de adviezen in bovenvermelde rapporten aan de op te leggen voorwaardelijk gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich gedraagt naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook indien zulks inhoudt het volgen van agressie regulatie training en deelname aan een dagbehandeling bij forensisch psychiatrische polikliniek De Waag te Utrecht. In het bijzonder acht de rechtbank dit noodzakelijk vanwege het geconstateerde gebrek aan inzicht in zijn eigen gedrag, met de neiging "voor eigen rechter te spelen" en de problemen met agressieregulatie.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de op te leggen deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden.
De vordering tenuitvoerlegging.
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie d.d. 19 juli 2001 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 8 december 1999, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd, die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 45, 57, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding primair telastgelegde, voor zover betrekking hebbend op [slachtoffer A], heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding primair telelastgelede, voor zover betrekking hebbend op [slachtoffer B], en subsidiair telastgelegde, voor zover betrekking hebbend op [slachtoffer A], feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
POGING TOT DOODSLAG
EN
POGING TOT ZWARE MISHANDELING
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 5 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 25 mei 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 28 mei 2001;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als zulks inhoudt het volgen van een agressie regulatie training en deelname aan een dagbehandeling bij forensisch psychiatrische polikliniek De Waag te Utrecht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 8 december 1999, gewezen onder parketnummer 09/927098-99, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van 4 weken;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Elkerbout, voorzitter,
Dubbelman en Van der Veen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Pattiata, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 november 2001.