ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6900

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/13892
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. Blomsma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Nigeriaanse eiseres en toepassing van het traumatabeleid

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 25 april 2001 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiseres. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, waarbij zij zich beroept op het traumatabeleid zoals neergelegd in de Tussentijdse Bericht Vreemdelingencirculaire (TBV) 2001/2. De rechtbank diende te beoordelen of de aanvraag van eiseres, die getuige was van de gewelddadige dood van haar ouders, terecht was afgewezen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De rechtbank oordeelde dat de zesmaandentermijn, die in het traumatabeleid is vastgesteld, niet als contra-indicatie moet worden gezien, maar als een omkering van de bewijslastverdeling. Dit betekent dat de mogelijkheid van verblijfsaanvaarding op grond van het traumatabeleid ook na het verstrijken van deze termijn open blijft, mits de eiseres kan aantonen dat er een causaal verband bestaat tussen de traumatische gebeurtenissen en haar vertrek uit Nigeria.

De rechtbank concludeerde dat de IND de aanvraag van eiseres ten onrechte had afgewezen, omdat niet was vastgesteld dat eiseres niet onder één van de in artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000 genoemde categorieën viel. De rechtbank oordeelde dat er nader onderzoek naar de psychische gesteldheid van eiseres nodig was, gezien haar emotionele toestand tijdens de hoorzittingen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beschikking van de IND en droeg de IND op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de IND veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zittingsplaats Zwolle
Vreemdelingenkamer
regnr.: Awb 01/13892 BEPTDN GT
uitspraak: 25 april 2001
UITSPRAAK
inzake: A,
geboren op [...] 1965,
van Nigeriaanse nationaliteit,
IND dossiernummer 0104.03.8021,
eiseres,
gemachtigde: mr. P.M. van der Roest, advocaat te Emmen;
tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. Y. Kalden, ambtenaar ten departemente.
1 Procesverloop
1.1 Op 3 april 2001 heeft eiseres een aanvraag aanvraag tot het verlenen van een verblijfsverguning asiel voor bepaalde tijd gedaan. Bij beschikking van 5 april 2001, uitgereikt op 6 april 2001, heeft verweerder de aanvraag niet ingewilligd.
1.2 Bij beroepschrift van 6 april 2001 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank tegen deze beschikking.
Het beroep is ter zitting van 20 april 2001 behandeld. Eiseres is daarbij verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2 Toetsingskader
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kunnen doorstaan.
Daarbij zullen worden betrokken – voor zover aanwezig – de door verweerder ingebrachte feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 83, eerste lid, Vw 2000 alsmede het standpunt van verweerder ter zake van de vraag of andere na deze beschikking
opgekomen feiten en omstandigheden aanleiding zijn voor handhaving, wijziging of intrekking van dit besluit.
2.2 Een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan – voor zover thans relevant – op grond van artikel 29 Vw 2000 worden verleend aan de vreemdeling:
a. die verdragsvluchteling is;
b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen;
c. van wie naar het oordeel van de Minister van Justitie op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar
het land van herkomst;
d. voor wie terugkeer naar het land van herkomst naar het oordeel van de Minister van Justitie van bijzondere hardheid zou zijn in verband met de algehele situatie aldaar,
......
2.3 Aangezien verweerder de aanvraag heeft afgewezen in het aanmeldcentrum (AC), dient beoordeeld te worden of de aanvraag in het kader van de AC-procedure zonder schending van eisen van zorgvuldigheid had kunnen worden afgedaan.
3 Standpunten
3.1 Het asielrelaas van eiseres komt op het volgende neer.
Eiseres is afkomstig uit Nigeria. De ouders van eiseres zijn in december 1999 in de plaats Modekeke voor haar ogen vermoord. Eiseres is vervolgens op de vlucht geslagen en naar B gegaan, alwaar zij (tot december 2000) bij een echtpaar heeft verbleven.
Op een gegeven moment kreeg eiseres de drang om hier weg te gaan. Ze is naar Modekeke gegaan en daar werd ze door een haar onbekende man met een vlakke hand op haar borst geslagen. Vanaf dit moment was eiseres niet meer bij "bewustzijn". Na enige weken kwam er een man naar eiseres toe die haar wilde helpen. Eiseres werd door deze man op haar rug geslagen waardoor zij weer bij "bewustzijn" kwam. Deze man vertelde haar dat zij als offer voor een orakel was aanvaard en dat zij ver weg diende te gaan om aan het orakel te ontkomen. Eiseres is toen naar de familie in B gegaan. Met behulp van deze familie heeft zij Nigeria verlaten.
3.2 Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet onder één van de in artikel 29 Vw2000 genoemde categorieën valt. Uit het relaas van eiseres valt af te leiden dat haar ouders bij toeval slachtoffers zijn geworden van straatgevechten, die
niet het gevolg zijn van een specifiek op eiseres of haar familieleden gerichte negatieve belangstelling in verband met één van de in het Vluchtelingenverdrag genoemde gronden. Voorts duidt de omstandigheid dat eiseres na de moord op haar ouders in
december 1999 nog tot december 2000 zonder problemen te hebben ondervonden in B heeft verbleven, er niet op dat eiseres zich in een situatie bevond waarin zij gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging.
Ook met betrekking tot de problemen van de zijde van de onbekende man die zwarte magie op haar heeft toegepast, wordt overwogen dat hieromtrent geen verband bestaat met één van de gronden van het Verdrag. Veeleer moet worden aangenomen dat eiseres slachtoffer was van een commuun delict en dat er sprake was van daden, gepleegd door een onbekende man waaraan geen politieke motieven ten grondslag lagen. Bovendien kan zij tegen genoemde problemen met deze man de bescherming van de Nigeriaanse autoriteiten inroepen. Tevens kan zij zich aan voornoemde problemen onttrekken door zich (tijdelijk) elders in Nigeria te vestigen.
Voorts is niet aannemelijk dat van eiseres, als gevolg van traumatische ervaringen die verband houden met de redenen van het vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verwacht dat zij terugkeert naar Nigeria.
Eiseres heeft zelf verklaard dat zij na de dood van haar ouders een jaar lang zonder problemen in B heeft verbleven, waarna zij uit eigen beweging terug is gegaan naar Modekeke. Dit duidt er niet op dat de dood van de ouders van eiseres voor haar
een zodanige traumatische ervaring is geweest, dat zij om deze reden Nigeria heeft verlaten.
3.3 Eiseres stelt zich op het standpunt dat uit het rapport van eerste gehoor en het rapport van nader gehoor naar voren komt dat eiseres alle kenmerken vertoont die passen bij iemand die wellicht naar aanleiding van gebeurtenissen in het land van
herkomst is getraumatiseerd en op grond waarvan wellicht zou kunnen blijken dat op grond van psychische traumata terugzending naar het land van herkomst van onevenredige hardheid zou getuigen.
Zo kan gewezen worden op de inhoud van het eerste gehoor waarin eiseres direct aangeeft dat haar ouders op één en dezelfde dag zijn vermoord en wel middels onthoofding.
In het nader gehoor staat bovendien uitdrukkelijk vermeld dat eiseres erg geëmotioneerd is en erg moet huilen. Eiseres vertelt in dit nader gehoor dat zij getuige is geweest van de onthoofding van haar beide ouders.
Nader onderzoek naar de psychische toestand van eiseres is derhalve geboden alsvorens een zorgvuldige beslissing op grond van het traumata-beleid kan worden genomen.
4 Overwegingen
4.1 Niet is gebleken dat de politieke en mensenrechtensituatie in Nigeria zodanig is dat uitsluitend in verband daarmee aan een vreemdeling uit dat land een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd dient te worden verleend. Het zal daarom
aannemelijk moeten zijn dat met betrekking tot eiseres persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan op grond waarvan kan worden geoordeeld dat een dergelijke verblijfsvergunning dient te worden verleend.
4.2 Op grond van artikel 1(A) van het Vluchtelingenverdrag worden vreemdelingen die afkomstig zijn uit een land waarin zij gegronde reden hebben te vrezen voor vervolging wegens hun godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging of hun
nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of een bepaalde sociale groep, als vluchteling beschouwd.
4.3 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht overwogen dat eiseres niet aangemerkt kan worden als vluchteling. De rechtbank verwijst naar de betreffende overwegingen in de bestreden beschikking en neemt deze over.
4.4 Het is – mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - niet aannemelijk dat eiseres gegronde redenen heeft heeft om aan te nemen dat eiseres bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of
vernederende behandelingen of bestraffingen.
4.5 In de gronden van het bezwaarschrift en ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres zich beperkt tot een beroep op het traumatabeleid. Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt.
In Tussentijds Bericht Vreemdelingencirculaire (TBV) 2001/2 heeft verweerder het traumatabeleid neergelegd. Hieruit blijkt -onder meer- het volgende:
De betrokken asielzoeker zal de aangevoerde gebeurtenissen, die tot een veronderstelde traumatische ervaring leiden, aannemelijk moeten maken. Tevens zal aannemelijk moeten zijn dat de gestelde gebeurtenissen aanleiding zijn geweest voor het vertrek van de betrokken asielzoeker uit het land van herkomst. Voor de aannemelijkheid van dit causale verband biedt de termijn waarbinnen de betrokkene het land heeft verlaten een belangrijk aanknopingspunt. In beginsel geldt hiervoor het uitgangspunt dat de
betrokken asielzoeker binnen zes maanden na deze gebeurtenissen het land van herkomst dient te hebben verlaten.
(...)
De termijn van zes maanden vormt hiermee een omslagpunt in de bewijslastverdeling; bij een vetrek na zes maanden zal een vergunning tot verblijf op grond van het traumatabeleid in beginsel worden geweigerd, tenzij de betrokken asielzoeker aannemelijk maakt dat er wel degelijk een verband is tussen de gebeurtenis en het vertrek.
(...).
Nu bovengestelde termijn van zes maanden gezien moet worden als omkering van de bewijslastverdeling en niet als contra-indicatie, staat de mogelijkheid van verblijfsaanvaarding op grond van het traumatabeleid nog steeds open.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij getuige is geweest van de gewelddadige dood van haar ouders. Ter zitting heeft eiseres voorts aangevoerd dat zij, ten einde in contact te komen met een reisagent, seksueel is misbruikt door de zoon van het echtpaar bij
wie zij in B verbleef. Deze gebeurtenissen vallen onder de in TBV 2001/2 opgesomde gebeurtenissen die aanleiding kunnen geven tot verblijfsaanvaarding.
Gelet op het bovenstaande en op de omstandigheid dat eiseres ten tijde van het nader gehoor erg geëmotioneerd was, acht de rechtbank nader onderzoek naar de (psychische) gesteldheid van eiseres nodig. Hierbij dient tevens in aanmerking te worden genomen dat het relaas van eiseres enige onduidelijkheid verschaft omtrent de data van de gestelde gebeurtenissen en het vertrek van eiseres uit haar land van herkomst. Tevens valt te bezien of de periode dat eiseres niet bij "bewustzijn" was, meegeteld dient te worden voor het bepalen van bovengenoemde termijn.
4.6 Gelet op het voorgaande leende de aanvraag van eiseres zich niet voor afdoening in het AC en is het beroep gegrond.
4.7 De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door eiseres gemaakte proceskosten.
5 BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beschikking van 5 april 2001 en bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ad ƒ1.420,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiseres dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Blomsma en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. W.L.J. Fernhout als griffier op
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen een week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen op de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: 25 april 2001