ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6645

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 juli 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/28177
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van vrijheidsontnemende maatregel op vreemdeling in asielprocedure

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 10 juli 2001 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de toepassing van een vrijheidsontnemende maatregel op een vreemdeling die asiel heeft aangevraagd. De vreemdeling, van Sri Lankaanse nationaliteit, was op 26 juni 2001 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Op dezelfde dag is de vrijheidsontnemende maatregel, zoals bedoeld in artikel 6 van de Vreemdelingenwet 2000, toegepast. De vreemdeling heeft op 27 juni 2001 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze aanvraag is op 29 juni 2001 afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de vrijheidsontnemende maatregel rechtmatig is opgelegd, aangezien de vreemdeling de toegang tot Nederland is geweigerd en de maatregel in overeenstemming is met de Vreemdelingenwet 2000.

De rechtbank heeft ook het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar geconcludeerd dat het verzoek niet kan worden toegewezen, omdat de uitkomst van de voorlopige voorzieningsprocedure niet kan worden betrokken bij de toetsing van de vrijheidsontnemende maatregel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de maatregel niet in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 en dat de belangen van de vreemdeling niet zwaarder wegen dan de noodzaak van de maatregel. Het beroep van de vreemdeling is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier D.L. Meyer.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Haarlem
enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
U I T S P R A A K
ex artikel 94 en 106 Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
reg.nr: AWB 01 / 28177 VRONTN J
inzake: A, geboren [...] 1981, van Sri Lankaanse nationaliteit, verblijvende in het Grenshospitium te Amsterdam, hierna te noemen: de vreemdeling,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), gevestigd te 's-Gravenhage, verweerder.
Zitting: 6 juli 2001.
De vreemdeling is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. S.B. Kleerekooper, advocaat te Utrecht.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde, mr. M.W.W. Raspe
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Op 26 juni 2001 is de vreemdeling ex artikel 3 Vw op de luchthaven Schiphol de verdere toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van de vreemdeling is op diezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6, eerste lid, Vw toegepast.
1.2 Op 27 juni 2001 heeft de vreemdeling een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Ten aanzien van de vreemdeling is op diezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6, eerste en tweede lid, Vw toegepast.
Bij besluit van 29 juni 2001 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. De ten aanzien van de vreemdeling toegepaste vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6 Vw is in het besluit gehandhaafd.
1.3 Bij kennisgeving ex artikel 94, eerste lid, Vw, van 29 juni 2001, ter griffie van deze rechtbank ontvangen op diezelfde datum, heeft verweerder de rechtbank in kennis gesteld van de vrijheidsontnemende maatregel. Tevens is bij beroepschrift van 30
juni 2001 beroep ingesteld tegen de maatregel. Het beroep strekt tevens tot toekenning van schadevergoeding.
2. Overwegingen
2.1 Verweerder is op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw bevoegd een vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, een ruimte of plaats als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel aan te wijzen, waar hij zich dient op te
houden.
2.2 Verweerder voert het beleid dat onder meer tot (voortzetting van) de maatregel ex artikel 6 Vw wordt besloten indien de asielaanvraag binnen de AC-procedure is afgewezen.
2.3 Voorop staat dat niet in geschil is dat de maatregel niet onrechtmatig is opgelegd nu de vreemdeling de toegang tot Nederland is geweigerd.
2.4 De vreemdeling heeft op 30 juni 2001 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend gericht tegen het besluit van 29 juni 2001 waarbij de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is afgewezen. Dit verzoek om
voorlopige voorziening zal in week 28 worden behandeld, derhalve na sluiting van het onderzoek in deze zaak. Bij de onderhavige toetsing van de oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel heeft de rechtbank de uitkomst van deze voorlopige
voorzieningsprocedure dan ook niet kunnen betrekken. Voorts is gelet op de in dit geding voorhanden gegevens geenszins zonneklaar dat het verzoek om een voorlopige voorziening zal worden toegewezen, zodat de vrijheidsontnemende maatregel niet thans om
die reden dient te worden opgeheven.
2.5 De rechtbank is ook overigens van oordeel dat, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel ex artikel 6 Vw thans niet in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 en evenmin bij afweging van
alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten.
2.6 Het beroep is derhalve ongegrond. Nu de maatregel niet wordt opgeheven, komt ook het verzoek om toekenning van schadevergoeding niet voor inwilliging in aanmerking.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep ongegrond;
3.2 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2001, in tegenwoordigheid van D.L. Meyer als griffier.
Afschrift verzonden op:
RECHTSMIDDEL
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, postbus 16113, 2500 BC's-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld
worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen een week na verzending van deze uitspraak door de griffier.
Tegen de beslissing inzake de schadevergoeding staat geen rechtsmiddel open.