ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6645
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van vrijheidsontnemende maatregel op vreemdeling in asielprocedure
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 10 juli 2001 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de toepassing van een vrijheidsontnemende maatregel op een vreemdeling die asiel heeft aangevraagd. De vreemdeling, van Sri Lankaanse nationaliteit, was op 26 juni 2001 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Op dezelfde dag is de vrijheidsontnemende maatregel, zoals bedoeld in artikel 6 van de Vreemdelingenwet 2000, toegepast. De vreemdeling heeft op 27 juni 2001 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze aanvraag is op 29 juni 2001 afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de vrijheidsontnemende maatregel rechtmatig is opgelegd, aangezien de vreemdeling de toegang tot Nederland is geweigerd en de maatregel in overeenstemming is met de Vreemdelingenwet 2000.
De rechtbank heeft ook het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar geconcludeerd dat het verzoek niet kan worden toegewezen, omdat de uitkomst van de voorlopige voorzieningsprocedure niet kan worden betrokken bij de toetsing van de vrijheidsontnemende maatregel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de maatregel niet in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 en dat de belangen van de vreemdeling niet zwaarder wegen dan de noodzaak van de maatregel. Het beroep van de vreemdeling is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier D.L. Meyer.