ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6501

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 oktober 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/49587
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van een voorlopige maatregel van bewaring na afloop van de geldigheidsduur

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 15 oktober 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen een voorlopige maatregel van bewaring. De eiser, een Algerijnse vreemdeling geboren in 1975, was op 23 augustus 2001 in voorlopige bewaring gesteld met het oog op zijn uitzetting, omdat het belang van de openbare orde dit vereiste. De maatregel van bewaring had een geldigheidsduur van 28 dagen, maar eindigde voordat de eiser beroep had ingesteld. De eiser heeft op 28 september 2001 beroep ingesteld tegen de voorlopige maatregel, maar is niet verschenen op de zitting van 11 oktober 2001, waar de verweerder zich wel heeft laten vertegenwoordigen.

De rechtbank overweegt dat het belang van de vreemdeling bij toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring, nadat deze is geëindigd, kan liggen in de mogelijkheid om schadevergoeding te vorderen voor onterecht doorgebrachte detentietijd. Echter, in dit geval was de maatregel niet geëffectueerd, wat betekent dat de vreemdeling nooit op basis van deze maatregel is gedetineerd. Hierdoor kan er geen schadevergoeding worden toegewezen, zelfs niet als de maatregel onrechtmatig zou zijn geweest. De rechtbank concludeert dat het beroep van de eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat er geen procesbelang meer is.

De uitspraak is gedaan door mr. J.F.M.J. Bouwman en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier R. van Keulen. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft ook aangegeven dat artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is, wat betekent dat herstel van eventuele verzuimen niet mogelijk is.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zittingsplaats Zwolle
Vreemdelingenkamer
regnr.: Awb 01/49587
UITSPRAAK
op het beroep tegen de bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
A,
geboren op [...] 1975 te B,
nationaliteit Algerijnse,
thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Rotterdam,
raadsman mr G.A. Dorsman,
eiser,
tegen
de Staatssecretaris van Justitie,
vertegenwoordigd door mr. S. van Beek,
ambtenaar bij de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND),
verweerder.
Procesverloop
Op 23 augustus 2001 is eiser, die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft en op dat moment voorlopig gehecht was op verdenking van (gekwalificeerde) diefstal, met het oog op de uitzetting in voorlopige bewaring gesteld omdat het belang van de openbare orde de voorlopige inbewaringstelling vordert (artikel 59, eerste lid aanhef en onder a, Vw 2000).
Eiser heeft op 28 september 2001 tegen de voorlopige maatregel van bewaring beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld ter zitting van 11 oktober 2001. Eiser en zijn raadsman zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
Standpunten
Eiser heeft de rechtbank verzocht het beroep gegrond te verklaren en de opheffing van de bewaring te bevelen.
Eiser heeft daartoe aangevoerd dat een voorlopige maatregel van bewaring moet worden behandeld en beoordeeld als een niet-voorlopige maatregel. Op 23 augustus 2001 is tegen eiser een voorlopige maatregel van bewaring uitgevaardigd. Verweerder heeft verzuimd binnen de bij artikel 94, eerste lid, Vw 2000 voorgeschreven termijn daarvan kennis te geven. De voorlopige maatregel dient daarom te worden opgeheven.
Verweerder heeft de rechtbank verzocht het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
Verweerder heeft daartoe aangevoerd dat eiser geen procesbelang (meer) heeft bij een rechterlijke toetsing, nu de maatregel nooit is ge‰ffectueerd, en de termijn waarbinnen dat had kunnen gebeuren inmiddels is verstreken.
Overwegingen
De voorlopige maatregel van bewaring is -door ommekomst van de geldigheidsduur van 28 dagen- geëindigd voordat eiser daartegen beroep heeft ingesteld.
Het belang van een vreemdeling bij toetsing van de rechtmatigheid van een maatregel van bewaring nadat die maatregel is uitgewerkt kan zijn gelegen in de vaststelling of die maatregel rechtmatig was. Immers, bij ontkennende beantwoording van die vraag zou de vreemdeling wellicht aanspraak kunnen maken op toekenning van schadevergoeding voor de tijd die ten onrechte in detentie is doorgebracht.
Dat belang is niet aanwezig als het gaat om een voorlopige maatregel van bewaring die niet is geëffectueerd. Immers, ook indien zou worden geoordeeld dat de maatregel onrechtmatig was kan dat niet tot vergoeding van schade leiden, omdat de vreemdeling nimmer op grond van die onrechtmatige maatregel is gedetineerd.
Nog daargelaten dat eiser niet om schadevergoeding heeft verzocht, moet het beroep daarom niet ontvankelijk worden verklaard.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep niet ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.M.J. Bouwman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van R. van Keulen als griffier op 15 oktober 2001
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen een week na verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC 's Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: 15 oktober 2001