ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6501
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van een voorlopige maatregel van bewaring na afloop van de geldigheidsduur
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 15 oktober 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen een voorlopige maatregel van bewaring. De eiser, een Algerijnse vreemdeling geboren in 1975, was op 23 augustus 2001 in voorlopige bewaring gesteld met het oog op zijn uitzetting, omdat het belang van de openbare orde dit vereiste. De maatregel van bewaring had een geldigheidsduur van 28 dagen, maar eindigde voordat de eiser beroep had ingesteld. De eiser heeft op 28 september 2001 beroep ingesteld tegen de voorlopige maatregel, maar is niet verschenen op de zitting van 11 oktober 2001, waar de verweerder zich wel heeft laten vertegenwoordigen.
De rechtbank overweegt dat het belang van de vreemdeling bij toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring, nadat deze is geëindigd, kan liggen in de mogelijkheid om schadevergoeding te vorderen voor onterecht doorgebrachte detentietijd. Echter, in dit geval was de maatregel niet geëffectueerd, wat betekent dat de vreemdeling nooit op basis van deze maatregel is gedetineerd. Hierdoor kan er geen schadevergoeding worden toegewezen, zelfs niet als de maatregel onrechtmatig zou zijn geweest. De rechtbank concludeert dat het beroep van de eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat er geen procesbelang meer is.
De uitspraak is gedaan door mr. J.F.M.J. Bouwman en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier R. van Keulen. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft ook aangegeven dat artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is, wat betekent dat herstel van eventuele verzuimen niet mogelijk is.