ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6499
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.H. de Jong-van Dooijeweert
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van bezwaarschrift in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 25 oktober 2001 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Somalische vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie. Eiseres had een aanvraag om toelating als vluchteling ingediend, maar haar bezwaarschrift tegen de afwijzing was niet binnen de wettelijke termijn van vier weken ingediend. De rechtbank moest beoordelen of de termijnoverschrijding verschoonbaar was en of verweerder zich terecht op het standpunt had gesteld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was.
De rechtbank oordeelde dat de handelswijze van verweerder, die het bezwaarschrift van eiseres aan de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken (ACV) had voorgelegd, niet kon leiden tot de conclusie dat de termijnoverschrijding alsnog verschoonbaar was. De rechtbank stelde vast dat de voorlegging aan de ACV pas na het verstrijken van de termijn had plaatsgevonden, waardoor eiseres niet het vertrouwen kon ontlenen dat haar bezwaar nog inhoudelijk zou worden beoordeeld.
De rechtbank concludeerde dat de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift meebracht dat zij niet inhoudelijk kon ingaan op de vraag of eiseres in aanmerking kwam voor toelating als vluchteling of voor een vergunning tot verblijf. De rechtbank verwierp ook het beroep van eiseres op eerdere jurisprudentie, omdat de omstandigheden in die zaak niet vergelijkbaar waren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekende dat de beslissing van de Staatssecretaris om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren werd bevestigd.