ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-926133-01
rolnummer 9
's-Gravenhage, 27 november 2001.
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
[adres]
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 november 2001.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr Klep, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Oostenbrink heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Ten aanzien van het onder 1 telastgelegde en bewezenverklaarde feit verklaart verdachte dat hij in de nacht van 3 op 4 augustus 2001 op zoek ging naar een geschikte plek om iemand te beroven. Hij zag twee mannen bij een pinautomaat staan en ging achter hen staan. Toen één van hen geld pinde en zich omdraaide, ging verdachte voor hem staan, pakte de arm van het slachtoffer vast, riep dat het slachtoffer het geld moest geven en haalde intussen een mes uit zijn tas. Vervolgens pakte verdachte de portemonnee uit de hand van het slachtoffer en rende hij weg. Eén dag later heeft verdachte uit twee verschillende winkels kleding gestolen. Naast de materiële schade die verdachte door het plegen van dit soort feiten veroorzaakt, heeft hij ten aanzien van het eerste feit, door aldus te handelen, het slachtoffer een ernstig bedreigd gevoel gegeven.
Blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister is verdachte sinds 1991 reeds vele malen voor soortgelijke feiten veroordeeld, waaronder in 1995 meermalen voor diefstal met geweld.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het voorlichtingsrapport van de Stichting Reclassering Nederland, in casu de Sector justitiële verslavingszorg van Psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage d.d. 5 oktober 2001. Verdachte zit vanaf zijn detentie op de Verslavings Begeleidings Afdeling van de Penitentiaire Inrichting Scheveningen en de reclassering adviseert verdachte, eventueel in het kader van een schorsing, op te nemen in de Forensische Verslavingskliniek Piet Roorda te Apeldoorn.
De rechtbank overweegt evenwel dat verdachte reeds in het verleden het programma van de Emilie Hoeve en Re-Entry heeft doorlopen en, blijkens de onderhavige feiten, toch weer in zijn verslaving teruggevallen is. Verdachte heeft deze feiten, naar hij zelf verklaard heeft, gepleegd uit geldnood wegens het gebruik van verdovende middelen. Derhalve acht de rechtbank een plaatsing in een dergelijke kliniek in het kader van een schorsing niet aan de orde, maar is zij van oordeel dat aan verdachte naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tevens een deel voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd dient te worden opgelegd met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact.
Indien verdachte werkelijk gemotiveerd is om opnieuw af te kicken, kan hij daarvan blijk geven door zich na afloop van zijn detentie verder te laten behandelen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN;
ten aanzien van feit 2 en 3:
DIEFSTAL, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 3 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 5 augustus 2001;
in voorlopige hechtenis gesteld op : 7 augustus 2001;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, i.c. de Sector justitiële verslavingszorg van Psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Verhey, voorzitter,
Don en Van Delden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Vreeling, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van mr Vreeling.