ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6393

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-037794-01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Verhey
  • A. Don
  • J. van Delden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage inzake diefstal, bedreiging en geweldpleging

Op 27 november 2001 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte, die werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. van der Plas. De terechtzitting vond plaats op 13 november 2001. De verdachte werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met bedreiging, poging tot diefstal, openlijke geweldpleging en wederspannigheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals deze in de dagvaarding zijn omschreven. De bewezenverklaring is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen, die de rechtbank overtuigden van de schuld van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat er geen strafuitsluitingsgronden van toepassing zijn.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde jeugddetentie omgezet in een gevangenisstraf van 3 weken, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het advies van de reclasseringsinstelling, die contact met de verslavingsreclassering als bijzondere voorwaarde heeft aanbevolen.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere telastgelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Vreeling, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-037794-01
rolnummer 7
's-Gravenhage, 27 november 2001.
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
[geboortedatum] te Leiden,
[adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 november 2001.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr van der Plas, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Vos heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Voorts heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte bij vonnis van de kinderrechter in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage d.d. 5 oktober 2000 is veroordeeld, te weten 1 maand jeugddetentie. Zij heeft gevorderd dat 1 maand jeugddetentie zal worden omgezet in 1 maand gevangenisstraf.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 eerste alternatief, 2, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte heeft zich in een kort tijdsbestek alleen dan wel in groepsverband schuldig gemaakt aan een diefstal met bedreiging met geweld, een diefstal met valse sleutel en een poging tot diefstal met braak. Met name het onder 1 telastgelegde en bewezenverklaarde feit heeft een gewelddadig karakter. Daarnaast heeft verdachte in diezelfde tijd zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en aan wederspannigheid. Ten aanzien van dat laatste en onder 6 telastgelegde en bewezenverklaarde, overweegt de rechtbank dat verdachte een politieambtenaar welbewust heeft tegengewerkt bij het uitoefenen van zijn functie. Tevens heeft verdachte een vrouw op angstwekkende wijze met verkrachting bedreigd.
Verdachte heeft door aldus te handelen bij de slachtoffers angstgevoelens teweeg gebracht en/of materiële schade veroorzaakt. De rechtbank rekent in het bijzonder verdachtes gewelddadige en bedreigende handelingen hem zwaar aan. Tevens weegt de rechtbank in haar oordeel mee dat, zoals ter terechtzitting is gebleken, verdachte een deel van de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd om zijn drugsverslaving te bekostigen.
Blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister is verdachte reeds meerdere malen voor soortgelijke feiten veroordeeld en liep hij tijdens het plegen van de onderhavige feiten nog in de proeftijd van een veroordeling door de kinderrechter d.d. 5 oktober 2000. De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Stichting Reclassering Nederland, i.c. de Sector justitiële verslavingszorg van Psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, d.d. 7 november 2001 waarin wordt geadviseerd tot een taakstraf en een proeftijd met als bijzondere voorwaarde contact met de verslavingsreclassering.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank echter van oordeel dat onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen omvang passend en geboden is, maar zal zij tevens, overeenkomstig het advies van de reclasseringsinstelling, aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact.
De vordering tenuitvoerlegging.
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie d.d. 7 november 2001 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 5 oktober 2000, met dien verstande dat de jeugddetentie voor de duur van 1 maand wordt omgezet in een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd, die bij voormeld vonnis was opgelegd en die eindigt op 20 oktober 2002, wederom heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 45, 57, 77b, 77k, 141, 180, 285, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13 en 55 Wet wapens en munitie.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 eerste alternatief, 2, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 eerste alternatief:
DIEFSTAL GEVOLGD VAN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD AAN ZICHZELF HETZIJ DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN, HETZIJ HET BEZIT VAN HET GESTOLENE TE VERZEKEREN;
ten aanzien van feit 2:
BEDREIGING MET VERKRACHTING;
ten aanzien van feit 3:
POGING TOT DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK;
ten aanzien van feit 4:
HET OPENLIJK IN VERENIGING PLEGEN VAN GEWELD TEGEN PERSONEN;
ten aanzien van feit 5:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN VALSE SLEUTELS;
ten aanzien van feit 6:
WEDERSPANNIGHEID;
ten aanzien van feit 7:
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 13, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 5 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de eventuele uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op :6 augustus 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op :9 augustus 2001;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, i.c. de Sector justitiële verslavingszorg van Psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, te weten 1 maand jeugddetentie, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 5 oktober 2000, gewezen onder parketnummer 09-068921-99;
gelast de omzetting van voormelde jeugddetentie in:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Verhey, voorzitter,
Don en Van Delden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Vreeling, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 november 2001.