ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6391

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-754117-01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake handel in XTC-pillen en amfetamine met vrijspraak voor primair telastgelegde feiten

Op 27 november 2001 heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage een vonnis gewezen in een strafzaak tegen de verdachte Tazourakht, die werd bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. P.A. Willemse. De zaak betrof de handel in XTC-pillen en amfetamine, waarbij de verdachte op de uitkijk stond bij de verkoop en aflevering van een hoeveelheid XTC-pillen. De officier van justitie, mr. S. de Vries, had gevorderd dat de verdachte voor het primair telastgelegde feit zou worden vrijgesproken, maar voor de subsidiaire en tweede telastgelegde feiten een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, zou worden opgelegd.

Tijdens de terechtzitting op 13 november 2001 heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht het primair telastgelegde feit te hebben begaan, en sprak hem daarvan vrij. De rechtbank achtte echter wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de subsidiaire en tweede telastgelegde feiten, en verklaarde deze feiten strafbaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte een meer ondergeschikte rol had gespeeld in de handel in XTC-pillen, maar dat deze handel schadelijk is voor de volksgezondheid en bijdraagt aan criminaliteit en overlast.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden en een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De straf werd gemotiveerd door de ernst van de gepleegde feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die nog niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De rechtbank legde ook een proeftijd van 2 jaar op, waarin de verdachte zich niet schuldig mocht maken aan een strafbaar feit. Het vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, H.J. van Dijk, en mr. Roché was buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-754117-01
rolnummer 0005
's-Gravenhage, 27 november 2001
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
[geboortedatum]e Tazourakht (Marokko),
[adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 november 2001.
De verdachte, bijgestaan door de raadsvrouw mr P.A. Willemse, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr S. de Vries heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair telastgelegde wordt vrijgesproken dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 subsidiair en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 1 primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 subsidiair en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte is betrokken geweest bij de handel in XTC-pillen en amfetamine. Hij heeft op de uitkijk gestaan bij de verkoop en aflevering van een hoeveelheid XTC-pillen. Voorts heeft hij, samen met anderen, XTC-pillen afgeleverd en vervoerd. Verdachte werd er op uit gestuurd om de vuile karweitjes op te knappen.
Verdachte heeft een meer ondergeschikte rol gespeeld bij het in omloop brengen van grote voor handelsdoeleinden bestemde hoeveelheden XTC-pillen. Deze pillen bevatten stoffen waarvan het gebruik niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid, maar die ook direct en indirect oorzaak zijn van vele vormen van criminaliteit en overlast.
In het voordeel van verdachte weegt dat hij in het onderzoek en tijdens de terechtzitting openheid van zaken heeft gegeven.
Uit een op naam van verdachte staand uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt dat hij nog niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 48 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 1 primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 subsidiair en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
MEDEPLICHTIGHEID BIJ OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD;
ten aanzien van feit 2:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis;
en
gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs I.E. de Vries, voorzitter,
E.R. Houweling en N.O.P. Roché, rechters,
in tegenwoordigheid van H.J. van Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 november 2001.
Mr Roché is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.