ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6385

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-754032-00
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage inzake handel in XTC-pillen en diefstal

Op 27 november 2001 heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere misdrijven, waaronder de handel in XTC-pillen en diefstal. De terechtzitting vond plaats op 13 november 2001, waar de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.E.H.G. le Clercq-Tijks, aanwezig was. De officier van justitie, mr. S. de Vries, eiste een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis had doorgebracht.

De rechtbank heeft de telastlegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht de feiten onder 1 en 2 te hebben gepleegd, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte de feiten onder 3 en 4 wel bewezen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan de opzet tot handel in XTC-pillen, wat een ernstige inbreuk op de volksgezondheid met zich meebracht, en aan diefstal door samen met anderen goederen weg te nemen uit een woning.

De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks eerdere voorwaardelijke veroordelingen, opnieuw in de fout was gegaan. De opgelegde straf van 10 maanden gevangenisstraf werd gemotiveerd door de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de samenleving. De rechtbank bepaalde dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf. Dit vonnis is ondertekend door de rechters en griffier en werd uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-754032-00
rolnummer 0001
's-Gravenhage, 27 november 2001
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
[geboortedatum] te Beni Abdellah (Marokko),
[adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 november 2001 .
De verdachte, bijgestaan door de raadsvrouw mr M.E.H.G. le Clercq-Tijks, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr S. de Vries heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3 en 4 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 en 2 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Deze feiten zien op leveringen waarvan de pillen niet zijn onderschept en derhalve niet zijn onderzocht op de aanwezigheid van op grond van de Opiumwet verboden stoffen. Van deze pillen kan ook niet op andere wijze bewezen worden geacht dat ze genoemde stoffen bevatten.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 3 en 4 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte heeft zich beziggehouden met handel in XTC-pillen. Zijn rol bestond uit het verkopen, afleveren en vervoeren van XTC-pillen.
Verdachte heeft een rol gespeeld bij het in omloop brengen van grote voor handelsdoeleinden bestemde hoeveelheden XTC-pillen. Deze pillen bevatten stoffen waarvan het gebruik niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid, maar die ook direct en indirect oorzaak zijn van vele vormen van criminaliteit en overlast.
Voorts heeft verdachte, samen met anderen, uit een woning een telefoon, sieraden en geld weggenomen. Een ernstig feit, dat het slachtoffer veel overlast, ergernis en gevoelens van onveiligheid bezorgt en onrust in de samenleving doet ontstaan.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister heeft verdachte de feiten begaan gedurende de proeftijd van twee eerdere (deels) voorwaardelijke veroordelingen. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden onderhavige feiten te plegen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 47, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 3 en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 3:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 4:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN INKLIMMING;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op :22 augustus 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op :24 augustus 2001,
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs I.E. de Vries, voorzitter,
E.R. Houweling en N.O.P. Roché, rechters,
in tegenwoordigheid van H.J. van Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 november 2001.
Mr Roché is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.