ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6328
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage inzake handel in XTC-pillen
Op 28 november 2001 heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder handel in XTC-pillen. De terechtzitting vond plaats op 14 november 2001, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn raadsman, mr. J.C. Spigt. De officier van justitie, mr. S. de Vries, eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht.
De rechtbank heeft de telastlegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht de feiten onder 1 en 2 te hebben gepleegd, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte de feiten onder 3 en 4 wel bewezen, waarbij de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzettelijke handel in strijd met de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte eerder met justitie in aanraking was geweest, wat meegewogen werd in de strafmotivering.
De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, werd in mindering gebracht op de onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank verklaarde dat de telastgelegde feiten voldoende kenbaar waren voor de verdachte, zodat hij zich daartegen kon verweren. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar en ondertekend door de rechters en de griffier.