ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6310
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van een Mauritaanse jongere en de zorgvuldigheid van het gehoor
In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van eiser, een jongere afkomstig uit Mauritanië, die zich beroept op het AMA-beleid. De rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 4 juli 2001 uitspraak gedaan in de bodemzaak, waarin de zorgvuldigheid van het gehoor door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) centraal staat. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 16 december 1998, maar zijn verzoek werd afgewezen omdat de IND twijfels had over zijn identiteit en nationaliteit. Eiser kon geen antwoord geven op elementaire vragen over zijn land van herkomst, wat door de IND als ongeloofwaardig werd beschouwd. Eiser stelde echter dat hij de Franse taal niet goed beheerst en daardoor niet in staat was om de vragen correct te beantwoorden. De rechtbank oordeelt dat de IND onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht, aangezien eiser herhaaldelijk heeft aangegeven dat hij in zijn eigen taal, het Soninké, gehoord wilde worden. De rechtbank concludeert dat de bestreden beschikking van de IND moet worden vernietigd, omdat de inhoudelijke beoordeling van het asielrelaas niet heeft plaatsgevonden. De rechtbank herroept de eerdere beschikking en bepaalt dat de IND opnieuw op de aanvraag moet beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de Staat der Nederlanden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.