ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6282

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-754038-01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage inzake productie van XTC-pillen en amfetamine

Op 26 november 2001 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage een vonnis gewezen in de strafzaak tegen Paolo Proietti, die werd beschuldigd van het produceren van XTC-pillen en amfetamine. De terechtzitting vond plaats op 12 november 2001, maar de verdachte en zijn raadsman, mr. P.J. Silvis, waren niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals vermeld in de dagvaarding. De bewezenverklaring is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen, die de rechtbank overtuigden van de schuld van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat het bewezenverklaarde strafbaar is volgens de wet, en dat er geen strafuitsluitingsgronden van toepassing zijn.

De rechtbank heeft de ernst van de gepleegde feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat meegewogen is in de strafmotivering. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden en heeft de gevangenneming van de verdachte bevolen. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat niet bewezen is wat aan de verdachte verder is telastgelegd, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Het vonnis is ondertekend door de rechters, met uitzondering van de voorzitter, die niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-754038-01
rolnummer 0003
's-Gravenhage, 26 november 2001
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
Paolo PROIETTI,
geboren op 27 juli 1972 te Rotterdam,
wonende te 3074 PV Rotterdam, Van Malsenstraat 8.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 12 november 2001.
De verdachte en diens raadsman, mr. P.J. Silvis, zijn niet verschenen.
De officier van justitie mr S. de Vries heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar.
De officier van justitie vordert voorts de gevangenneming van verdachte.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte heeft zich beziggehouden met produktie van XTC-pillen en amfetamine. Hij was betrokken bij het vervaardigen en verwerken van XTC-pillen en amfetamine in een pand te Rotterdam. In dat pand zijn grote hoeveelheden pillen en stoffen aangetroffen die stoffen bevatten welke op grond van de Opiumwet verboden zijn.
Verdachte heeft door zijn handelwijze een belangrijke rol gespeeld bij het in omloop brengen van grote voor handelsdoeleinden bestemde hoeveelheden XTC-pillen. Deze pillen bevatten stoffen waarvan het gebruik niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid, maar die ook direct en indirect oorzaak zijn van vele vormen van criminaliteit en overlast.
Verdachte is, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, reeds eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden onderhavige feiten te plegen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD
ten aanzien van feit 2:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER C VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
beveelt de gevangenneming van verdachte (apart geminuteerd);
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs I.E. de Vries, voorzitter,
E.R. Houweling en N.O.P. Roché, rechters,
in tegenwoordigheid van H.J. van Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 november 2001.
Mrs Houweling en Roché zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.