ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6117

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 juli 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/27251
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Vreemdelingenwet 2000 bij grenscontrole en bewaring van een Bulgaarse vreemdeling

In deze zaak gaat het om een Bulgaarse vreemdeling die op 22 juni 2001 werd aangehouden in de aankomst-/vertrekhal van Stena Line te Hoek van Holland, terwijl zij trachtte uit te reizen naar het Verenigd Koninkrijk met een vals Spaans paspoort. Na een strafrechtelijk traject werd zij in vreemdelingenbewaring gesteld en verzocht zij om schadevergoeding. De rechtbank oordeelt dat de controle van de identiteitspapieren op juiste gronden heeft plaatsgevonden. Aangezien het een uitreis betrof, zijn de bevoegdheden van artikel 47 van de Vreemdelingenwet 2000 niet toegepast. De rechtbank stelt vast dat het Verenigd Koninkrijk geen partij is bij de Schengen-uitvoeringsovereenkomst, waardoor er sprake was van een overschrijding van de buitengrens. De rechtbank concludeert dat de beleidsregel die stelt dat iedereen die via een grensdoorlaatpost reist gecontroleerd wordt, niet kennelijk onredelijk is. Het beroep van de vreemdeling wordt ongegrond verklaard.

De rechtbank overweegt verder dat de procedure rondom de bewaring in overeenstemming is met de wettelijke vereisten. De vreemdeling had geen rechtmatig verblijf in Nederland en de maatregel van bewaring was opgelegd met het oog op uitzetting, omdat de openbare orde dit vorderde. De rechtbank concludeert dat er geen grond is om de controle als onbevoegd aan te merken en dat er geen sprake is van willekeur of misbruik van bevoegdheid. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat de bewaring niet onrechtmatig was en de vreemdeling zich aan uitzetting had kunnen onttrekken. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op 4 juli 2001, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Raad van State.

Uitspraak

UITSPRAAK
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Groningen
Vreemdelingenkamer
registratienummer: Awb 01/27251 VRONTO
UITSPRAAK
op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000, toegepast ten aanzien van de vreemdelinge genaamd, althans zich noemende:
A,
geboren op [...] 1978,
van Bulgaarse nationaliteit,
gemachtigde: mr. L.G. Mellens, advocaat te Stadskanaal.
1. Ontstaan en loop van het geschil
1.1 Verweerder heeft op 23 juni 2001 aan eiseres, die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, met het oog op de uitzetting de maatregel van bewaring opgelegd nu de openbare orde zulks vordert (artikel 59, eerste lid en onder a, Vw2000).
1.2 Verweerder heeft op 25 juni 2001 de rechtbank op grond van artikel 94, eerste lid, Vw2000 in kennis gesteld van het opleggen van de maatregel van bewaring. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiseres ingesteld beroep.
1.3 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiseres doorgestuurd en haar in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken.
1.4 Het beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 2 juli 2001. Eiseres is verschenen bij haar raadsvrouwe. Voor verweerder is als gemachtigde verschenen drs. M.C. Gels.
2. Rechtsoverwegingen
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in overeenstemming is met de wet en of deze in redelijkheid bij afweging van alle daarbij betrokken belangen gerechtvaardigd is.
2.2 Op 2 juli 2001 is eiseres uitgezet naar Bulgarije en is de bewaring opgeheven. Eiseres heeft de rechtbank verzocht schadevergoeding toe te kennen.
2.3 Verweerder heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep en tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.
2.4 De rechtbank overweegt als volgt.
Op 22 juni 2001 is eiseres aangehouden in de aankomst-/vertrekhal van Stena Line te Hoek van Holland omdat zij trachtte uit te reizen naar het Verenigd Koninkrijk met een vals Spaans nationaal paspoort. Na beëindiging van het strafrechtelijk traject is eiseres staande gehouden op grond van artikel 50 Vw2000.
2.5 Door de gemachtigde van eiseres is betoogd dat de identiteitspapieren zonder goede grond zijn gecontroleerd. Het is onder meer niet duidelijk of er niet reeds vermenging met het binnenlandse reisverkeer had plaatsgevonden. Hiermee doelt de gemachtigde kennelijk op hetgeen bepaald is in artikel 47, eerste lid, Vw2000 en de ter invulling van deze bevoegdheid in de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc2000), A3/2.2.3 gegeven beleidsregels. Naar het oordeel van de rechtbank is echter geen sprake geweest van toepassing van de in die bepaling genoemde bevoegdheid omdat het in casu niet een inreis doch een uitreis in de zin van artikel 4.1, tweede lid, Vreemdelingenbesluit 2000 betrof.
2.6 Het Verenigd Koninkrijk is niet toegetreden tot de Schengen-uitvoeringsovereenkomst van 19 juni 1990 (Tractatenblad 1990 nr. 145). Derhalve was in casu sprake van een (beoogde) overschrijding van de buitengrenzen in de zin van Hoofdstuk 2 van Titel 2 van bovengenoemde overeenkomst. Het van deze titel deel uitmakende artikel 6 bepaalt dat het grensoverschrijdend verkeer aan de buitengrenzen onderworpen is aan de controle van de bevoegde autoriteiten. Dit dient te gebeuren volgens eenvormige beginselen die in het tweede lid worden uitgewerkt. Daaruit blijkt dat het om een verstrekkende controle gaat die echter op grond van nationale bevoegdheden en overeenkomstig het nationale recht dient plaats te vinden.
In artikel 46, eerste lid, sub a, Vw2000 wordt bepaald dat de ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee belast zijn met het toezicht op de naleving en de uitvoering van de wettelijke voorschriften met betrekking tot de grensbewaking. In casu vond de controle plaats door een beambte van de Koninklijke Marechaussee.
Artikel A2/2.1 Vc 2000 bepaalt dat in principe iedereen die via een grensdoorlaatpost reist, wordt gecontroleerd. Voor wat betreft zeevaart bepaalt artikel A2/2.1.1 dat de controle, onder meer, kan plaatsvinden in een in de onmiddellijke nabijheid van de desbetreffende haven daartoe ingerichte ruimte. Deze beleidsregel kan niet als kennelijk onredelijk worden aangemerkt. Van een situatie als bedoeld in artikel 4:84 Awb is niet gebleken. Er is dus geen grond om de controle waaraan eiseres is onderworpen als onbevoegd verricht aan te merken. Evenmin is gebleken van willekeur of détournement de pouvoir.
2.7 De procedure leidend tot en de wijze van tenuitvoerlegging van de bewaring zijn in
overeenstemming met de wettelijke vereisten. De bewaring is derhalve niet op die
grond onrechtmatig.
2.8 Na de inbewaringstelling was de vrees gerechtvaardigd dat eiseres zich aan uitzetting zou onttrekken. De rechtbank laat daarbij wegen dat eiseres bij doorreis gebruik heeft gemaakt van een vals paspoort.
2.9 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij de voorbereiding van de uitzetting voldoende voortvarend gehandeld.
2.10 Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond en bestaat geen aanleiding om schadevergoeding toe te kennen.
3. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gegeven door mr. W.M. van Schuijlenburg en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van drs. H.A. Hulst als griffier op 4 juli 2001.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open (artikel 95, eerste lid, Vw2000). Daartoe dient uiterlijk een week na de uitspraak een beroepschrift te worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (postbus 16113, 2500 BC te 's-Gravenhage) onder vermelding van 'Hoger beroep vreemdelingenzaken'. Het beroepschrift dient ingevolge artikel 85, eerste lid, Vw2000 één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Tevens dient bij het indienen van het beroepschrift (een kopie van) deze uitspraak te worden meegezonden.