ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6117
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Vreemdelingenwet 2000 bij grenscontrole en bewaring van een Bulgaarse vreemdeling
In deze zaak gaat het om een Bulgaarse vreemdeling die op 22 juni 2001 werd aangehouden in de aankomst-/vertrekhal van Stena Line te Hoek van Holland, terwijl zij trachtte uit te reizen naar het Verenigd Koninkrijk met een vals Spaans paspoort. Na een strafrechtelijk traject werd zij in vreemdelingenbewaring gesteld en verzocht zij om schadevergoeding. De rechtbank oordeelt dat de controle van de identiteitspapieren op juiste gronden heeft plaatsgevonden. Aangezien het een uitreis betrof, zijn de bevoegdheden van artikel 47 van de Vreemdelingenwet 2000 niet toegepast. De rechtbank stelt vast dat het Verenigd Koninkrijk geen partij is bij de Schengen-uitvoeringsovereenkomst, waardoor er sprake was van een overschrijding van de buitengrens. De rechtbank concludeert dat de beleidsregel die stelt dat iedereen die via een grensdoorlaatpost reist gecontroleerd wordt, niet kennelijk onredelijk is. Het beroep van de vreemdeling wordt ongegrond verklaard.
De rechtbank overweegt verder dat de procedure rondom de bewaring in overeenstemming is met de wettelijke vereisten. De vreemdeling had geen rechtmatig verblijf in Nederland en de maatregel van bewaring was opgelegd met het oog op uitzetting, omdat de openbare orde dit vorderde. De rechtbank concludeert dat er geen grond is om de controle als onbevoegd aan te merken en dat er geen sprake is van willekeur of misbruik van bevoegdheid. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat de bewaring niet onrechtmatig was en de vreemdeling zich aan uitzetting had kunnen onttrekken. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op 4 juli 2001, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Raad van State.