ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6088
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van vreemdeling en voortgangsrapportage in vreemdelingenzaken
In deze zaak gaat het om de bewaring van een vreemdeling, geboren in 1981 en van Liberiaanse nationaliteit, die in het Justitieel Complex Koning Willem II te Tilburg verblijft. De vreemdeling is op 18 april 2001 op grond van artikel 59, eerste lid onder a van de Vreemdelingenwet in bewaring gesteld. De rechtbank had eerder, op 4 mei 2001, een beroep tegen de inbewaringstelling ongegrond verklaard. De gemachtigde van de vreemdeling heeft tijdens de zitting op 11 juni 2001 geen inhoudelijke bezwaren tegen de voortduring van de bewaring aangevoerd. De rechtbank constateert dat de verweerder, anders dan voorgeschreven in de Richtlijnen bewaringszaken Vw 2000, niet tijdig inlichtingen heeft verstrekt over de voortgang van de verwijdering van de vreemdeling. Dit heeft geleid tot onduidelijkheden in de relevante feiten, maar de rechtbank oordeelt dat deze tekortkomingen niet leiden tot gegrondverklaring van het beroep. De rechtbank heeft verweerder toegezegd de Richtlijnen soepel te hanteren in de beginperiode na de invoering van de nieuwe vreemdelingenwet. De rechtbank concludeert dat de voortduring van de maatregel van bewaring niet in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 en dat er zicht op uitzetting is. Het beroep van de vreemdeling wordt ongegrond verklaard.