ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/037762-01 (I en II)
's-Gravenhage, 22 november 2001
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de - ter terechtzitting gevoegde - zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], de [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting
te Roermond.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 8 november 2001.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr A.A.G. Balkenende, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Knobbout heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding I onder 1 primair en subsidiair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding I onder 2 primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de Reclassering, ook als een dergelijke aanwijzing zou inhouden behandeling in "De Waag" te 's-Gravenhage, alsmede een contactverbod met de beide slachtoffers.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding II onder 3, 4 primair en 5 primair telastgelegde wordt veroordeeld tot de straf van jeugddetentie van 1 jaar, zulks te vervangen door gevangenisstraf.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopieën van de dagvaardingen, gemerkt I A en II A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding I onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair en bij dagvaarding II onder 3 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding II onder 4 primair en onder 5 primair vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastleggingen, zoals deze is vermeld in de fotokopieën daarvan, gemerkt I B en II B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft, samen met zijn stiefbroer, zijn zusje - toen 14 jaar oud - met geweld gedwongen tot het ondergaan van vergaande seksuele handelingen. Verdachte en zijn stiefbroer hebben het meisje - in de woning waarin zij alle drie woonden - vastgepakt, en uitgekleed, waarna zij haar handen met een riem op de rug hebben vastgebonden en haar op bed hebben gelegd. Vervolgens is de mededader met zijn vingers in haar vagina gegaan, terwijl verdachte zijn hand voor haar mond hield teneinde haar te beletten te schreeuwen, en aan haar borsten zat.
Ook heeft verdachte met zijn stiefzusje, toen nog geen twaalf jaar oud, over een langere periode soortgelijke handelingen gepleegd.
De rechtbank acht dit zeer ernstige feiten, die vergaande gevolgen hebben voor de slachtoffers, temeer omdat de feiten zijn gepleegd in de vertrouwde omgeving van de kinderen, terwijl zij bovendien in hun directe omgeving ook nog door anderen zijn misbruikt.
Extra toe te rekenen acht de rechtbank het feit dat betrokkene het eerstgenoemde feit samen met een ander heeft gepleegd.
Wat betreft de persoon van de verdachte houdt de rechtbank rekening met het rapport van H.E.M. van Beek, psychiater te Doetinchem, d.d. 19 september 2001. Dit rapport houdt als conclusie onder meer in dat er bij verdachte ten tijde dat het telastgelegde feit zou zijn begaan geen sprake was van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Wel was er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid. De rapporteur acht verdachte evenwel normaal toerekeningsvatbaar voor het hem telastgelegde. Vanuit psychiatrisch oogpunt bezien acht de deskundige deeltijdbehandeling bij "De Waag" noodzakelijk, op te leggen als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk strafdeel, teneinde de kans op recidive te verminderen.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van drs. W.J.L. Lander, psycholoog te 's-Gravenhage, d.d. 25 september 2001. Ook dit rapport houdt als conclusie in dat er ten tijde van het plegen van het telastgelegde sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid. Tijdens het onderzoek zijn er volgens de deskundige geen aanwijzingen gevonden voor een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Naar de mening van de psycholoog kan betrokkene het telastgelegde volledig worden toegerekend. Om de kans op recidive te minimaliseren en om maatschappelijke reïntegratie te bevorderen, zou volgens de deskundige overwogen kunnen worden om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met als bijzondere voorwaarde een verplichte behandeling bij "De Waag".
De rechtbank neemt de conclusies van de beide deskundigen over en maakt die tot de hare.
Ook is een voorlichtingsrapport omtrent verdachte uitgebracht door de Reclassering Nederland, gedateerd 25 oktober 2001. De rapporteurs geven de rechtbank in overweging om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen met een voorwaardelijk deel, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde dat betrokkene de aanwijzingen van de Reclassering opvolgt, zolang de Reclassering zulks nodig acht, ook wanneer dit behandeling bij de Waag betreft.
De rechtbank acht de gepleegde feiten weliswaar zeer ernstig, doch zal bij het bepalen van de strafmaat sterk rekening houden met de zwakke psychische gesteldheid van verdachte - met name zijn ernstige zwakbegaafdheid - en met zijn persoonlijke omstandigheden. Ook zal de rechtbank meewegen dat de feiten zich geruime tijd geleden hebben afgespeeld. Tenslotte laat de rechtbank in het voordeel van verdachte wegen het feit dat verdachte nooit eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Om deze redenen zal de rechtbank aan verdachte, die ten tijde van het plegen van de delicten minderjarig was, een jeugddetentie opleggen te vervangen door gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijk deel nagenoeg gelijk is aan de duur van het voorarrest, nu verdachte, gelet op zijn leeftijd, naar het oordeel van de rechtbank niet meer voor jeugddetentie in aanmerking komt. Aan het voorwaardelijk deel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de Reclassering, ook als een dergelijke aanwijzing zou inhouden dat hij zich moet laten behandelen in "De Waag" te 's-Gravenhage.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 47, 57, 77k, 242 en 244 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem bij dagvaarding I onder 1 primair en subsidiair, onder 2 primair en subsidiair en de hem bij dagvaarding II onder 3 telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding II onder 4 primair en onder 5 primair telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
dagvaarding II
ten aanzien van feit 4 primair:
MEDEPLEGEN VAN VERKRACHTING;
dagvaarding II
ten aanzien van feit 5 primair:
MET IEMAND BENEDEN DE LEEFTIJD VAN TWAALF JAREN HANDELINGEN PLEGEN DIE MEDE BESTAAN UIT HET SEKSUEEL BINNENDRINGEN VAN HET LICHAAM, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
jeugddetentie voor de duur van 360 DAGEN, te vervangen door gevangenisstraf voor de duur van 360 DAGEN;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 217 DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook indien dit inhoudt dat hij deelneemt aan een programma bij "De Waag" te 's-Gravenhage;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 9 juli 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 12 juli 2001;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Timmermans, voorzitter, tevens kinderrechter,
Van der Burg rechter, tevens kinderrechter, en
Teerds, rechter,
in tegenwoordigheid van Van den Bosch, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 november 2001.
mr. Teerds is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.