ECLI:NL:RBSGR:2001:AD5973

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 juli 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/25573
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van vreemdeling op grond van openbare orde en risico op uitzetting

In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 25 juli 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel van bewaring van een vreemdeling, die de Nigeriaanse nationaliteit heeft. De vreemdeling was in bewaring gesteld op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling op goede gronden in bewaring was gesteld, omdat het belang van de openbare orde dit vorderde. De vreemdeling had in het opvangcentrum en ter zitting blijk gegeven van zijn onvrede over het onthouden van een verblijfstitel, wat als hinderlijk werd ervaren. De rechtbank stelde vast dat de vreemdeling zich mogelijk zou onttrekken aan uitzetting zodra de noodzakelijke documenten beschikbaar zouden zijn.

De rechtbank voerde een belangenafweging uit tussen het belang van de vreemdeling om niet van zijn vrijheid te worden beroofd en het belang van de staat om te voorkomen dat de vreemdeling zich aan uitzetting zou onttrekken. De rechtbank concludeerde dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, op goede gronden had besloten tot de maatregel van vreemdelingenbewaring. De rechtbank oordeelde dat er geen strijd was met de Vw 2000 en dat de belangen van de vreemdeling niet zwaarder wogen dan de belangen van de staat. Het beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij de toepassing van vrijheidsontnemende maatregelen in het vreemdelingenrecht. De rechtbank heeft de zaak gesloten na een openbare behandeling, waarbij beide partijen toestemming gaven om de zaak zonder nadere zitting af te doen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond, omdat er geen omstandigheden waren die dit rechtvaardigden.

Uitspraak

UITSPRAAK
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
beroep vrijheidsontnemende maatregel
__________________________________________________
Reg.nr : AWB 01/25573 VRWET
Inzake : A, crv nummer 9805.13.4094, thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Tilburg, hierna te noemen de vreemdeling,
gemachtigde mr. M. Mons , advocaat te Den Haag,
tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. P.E.G. Heydanus Meershoek, ambtenaar ten departemente.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. De vreemdeling heeft gesteld te zijn geboren op [...] 1972 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben.
2. Bij kennisgeving op grond van artikel 94 Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000), op deze rechtbank ontvangen op 18 juni 2001, heeft verweerder de rechtbank bericht dat de vreemdeling met ingang van 14 juni 2001 de maatregel van bewaring is opgelegd. Krachtens die bepaling wordt de vreemdeling na de ontvangst van deze kennisgeving geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel.
3. Openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 25 juni 2001. De vreemdeling is aldaar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft na afloop van de zitting de zaak heropend en heeft bepaald dat verweerder de rechtbank nader dient te informeren omtrent de ter zitting gerezen vraag of er thans meer duidelijk is wanneer er ten behoeve van de vreemdeling een laissez-passer zal worden verleend, zulks onder toezending van een afschrift van deze informatie aan de gemachtigde van de vreemdeling. Verweerder heeft de rechtbank bij faxbericht van 27 juni 2001 nader geïnformeerd. Bij faxbericht van 27 juni 2001 heeft de gemachtigde van de vreemdeling zijn reactie hierop aan de rechtbank kenbaar gemaakt.
Beide partijen hebben toestemming verleend de zaak zonder nadere zitting af te doen. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank stelt vast dat de vreemdeling in bewaring is gesteld op grond van artikel 59, tweede lid, Vw2000.
2. Ingevolge artikel 94, vierde lid, Vw2000 staat ter beoordeling of het besluit tot oplegging van de onderwerpelijke vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
3. Het is de rechtbank uit de stukken gebleken dat de vreemdeling geheel is uitgeprocedeerd. Voorts is gebleken dat de vreemdeling vanuit het opvangcentrum (OC) te B, omdat hij zich recalcitrant gedroeg en omdat er spoedig een laissez-passer voor hem zou worden afgegeven, in bewaring is gesteld.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden de vreemdeling krachtens artikel 59, tweede lid Vw2000 in bewaring heeft gesteld. De rechtbank is van oordeel dat het belang van de openbare orde de bewaring vordert. De vreemdeling heeft er zowel in het OC als ter zitting duidelijk blijk van gegeven het er niet mee eens te zijn dat hem op grond van zijn relaas een verblijfstitel wordt onthouden en hij blijft voor zijn relaas de aandacht vragen. In het OC is de wijze waarop hij dat deed als zeer hinderlijk ervaren. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat artikel 59, tweede lid van de Vw2000 kan worden toegepast om te voorkomen dat een vreemdeling zich alsnog aan de uitzetting zal onttrekken en in de illegaliteit zal begeven. Artikel 59, tweede lid, Vw2000 wordt niet standaardmatig toegepast voor de categorie vreemdelingen, die binnen vier weken kunnen worden verwijderd. Er vindt een marginale belangenafweging plaats die in grote lijnen ziet op het belang van verweerder dat de vreemdeling zich niet aan uitzetting zal onttrekken enerzijds en het belang van de vreemdeling niet van zijn vrijheid te worden beroofd door de inbewaringstelling anderzijds. Verweerder heeft op grond van de manier van doen van de vreemdeling geconcludeerd dat er een groot risico was dat de vreemdeling zich aan uitzetting zou onttrekken zodra de voor verwijdering noodzakelijke documenten beschikbaar zouden zijn en is daarom tot de maatregel van vreemdelingenbewaring overgegaan. De rechtbank is van mening dat verweerder wel belangen heeft afgewogen en dat hij op goede gronden de vreemdeling in bewaring heeft gesteld.
5. Ten opzichte van de informatie van verweerder van 22 juni 2001 is thans met het bericht van verweerder van 27 juni 2001 nader geconcretiseerd wanneer er een laissez-passer voor de vreemdeling zal worden verstrekt.
De rechtbank is van oordeel dat op grond daarvan gesteld kan worden dat de noodzakelijke bescheiden voor de terugkeer van de vreemdeling binnen korte termijn voorhanden zullen zijn.
6. Niet is gebleken dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring ten aanzien van de vreemdeling in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
7. Het beroep is derhalve ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding de opheffing van de maatregel te bevelen.
8. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
III. BESLISSING
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond.
IV. RECHTSMIDDEL
Krachtens artikel 95 Vw2000 staat tegen deze uitspraak voorzover het betreft het beroep tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel voor partijen hoger beroep open.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier.
Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd.
Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage.
Voorzover in deze uitspraak is beslist op het verzoek om schadevergoeding staat daartegen krachtens artikel 84 aanhef en onder d Vw2000 geen hoger beroep open.
Aldus gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel en uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2001, in tegenwoordigheid van J.A. de Kievit-Tempels, griffier.