ECLI:NL:RBSGR:2001:AD5968
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel van vreemdeling
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 2 juli 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel. De vreemdeling, een Turkse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen de voortduren van zijn bewaring. De rechtbank ontving op 25 juni 2001 een faxbericht van de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, waarin werd meegedeeld dat het besluit tot voortduren van de bewaring was opgeheven. De rechtbank overwoog dat, ingevolge artikel 6:19, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de intrekking van het bestreden besluit niet in de weg staat aan de vernietiging van dat besluit, mits de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft. De rechtbank oordeelde dat het belang van de vreemdeling bij het beroep aannemelijk gemaakt moest worden. Aangezien de gemachtigde van de vreemdeling niet ter zitting was verschenen en de vrijheidsontneming reeds was beëindigd, concludeerde de rechtbank dat het belang bij het beroep was vervallen. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank besloot dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond, omdat er geen omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.