ECLI:NL:RBSGR:2001:AD5949

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 juni 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/21591
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en vertalingen van het Reglement regime grenslogies in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 18 juni 2001 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, A, van Chinese nationaliteit. De vreemdeling was op 30 december 2000 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd en was sindsdien in bewaring gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling geen vertaling van het Reglement regime grenslogies en het daarop gebaseerde huishoudelijke reglement had ontvangen, wat een belangrijke zorg was voor de vreemdeling. De rechtbank heeft verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, gevraagd om verduidelijking over de beschikbaarheid van vertalingen en de termijn waarbinnen deze beschikbaar zouden zijn. Verweerder heeft aangegeven dat vertalingen in verschillende talen in voorbereiding zijn, maar dat er nog geen concrete vertaalopdrachten zijn gegeven. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel de situatie niet ideaal is, de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is, mits de vreemdeling in de tussentijd op de hoogte wordt gesteld van de inhoud van het reglement in een voor hem begrijpelijke taal. De rechtbank heeft benadrukt dat als er geen vertaling beschikbaar is in de taal van de vreemdeling, hij altijd via een tolk geïnformeerd moet worden. De rechtbank heeft het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarbij is opgemerkt dat de vreemdeling ook zijn medewerking moet verlenen aan het proces van uitzetting. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voortduring van de maatregel niet in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 en dat er geen zicht op uitzetting ontbreekt, gezien de omstandigheden.

Uitspraak

UITSPRAAK
Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Haarlem
enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
U I T S P R A A K
ex artikel 96 Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
reg.nr: AWB 01 / 21591 VRONTO D
inzake: A, alias A, geboren op [...] 1954, van Chinese nationaliteit, verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Groot Bankenbosch te Veenhuizen, hierna te noemen: de vreemdeling,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), gevestigd te 's-Gravenhage, verweerder.
Zitting: 5 juni 2001.
De vreemdeling is vertegenwoordigd door mr.B. Snoeij, advocaat te Amsterdam.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde, mr. D. Kuiper.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Op 30 december 2000 is de vreemdeling ex artikel 6 Vw (oud) op de luchthaven Schiphol de verdere toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van de vreemdeling is op diezelfde dag de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 7a, tweede en derde lid, Vw (oud) toegepast.
1.2 Bij uitspraken van 15 februari 2001 en 27 april 2001 met kenmerken AWB 01/3500 en AWB 01/14987 heeft deze rechtbank en nevenzittingsplaats Haarlem eerdere beroepen tegen de maatregel ex artikel 7a Vw (oud) ongegrond verklaard.
1.3 Bij kennisgeving ex artikel 96, eerste lid, Vw van 25 mei 2001, ter griffie van deze rechtbank ontvangen op diezelfde datum, heeft verweerder de rechtbank in kennis gesteld van het voortduren van de vrijheidsontneming zonder dat de vreemdeling beroep tegen de maatregel heeft ingesteld.
1.4 Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend op 6 juni 2001 teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen een nadere toelichting te geven op de door de rechtbank gestelde vragen. Na ontvangst van deze toelichting d.d. 23 mei 2001 en na ontvangst van de reactie van de zijde van de vreemdeling d.d. 15 juni 2001 is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1 In dit geding dient te worden beoordeeld of voortduring van de jegens de vreemdeling ten uitvoer gelegde vrijheidsontnemende maatregel nog gerechtvaardigd is te achten.
2.2 Namens de vreemdeling is aangevoerd dat hij thans bijna zes maanden in bewaring zit en er geen zicht op uitzetting is nu de vreemdeling weigert zijn medewerking te verlenen. Derhalve is er geen zicht op het verkrijgen van papieren binnen afzienbare termijn. Voorts heeft de vreemdeling aangevoerd dat ten onrechte geen vertaling van het Reglement regime grenslogies en het huishoudelijke reglement aan hem is uitgereikt.
2.3 De rechtbank zal allereerst ingaan op de grief van de vreemdeling dat aan hem ten onrechte geen vertaling van het Reglement regime grenslogies en het huishoudelijk reglement is uitgereikt. Bij brief van 6 juni 2001 heeft de rechtbank hieromtrent de volgende vragen aan verweerder gesteld.
Vraag 1: In welke talen is de AC-folder momenteel beschikbaar en welke vertaalopdrachten zijn exact door verweerder gegeven inzake het Reglement regime grenslogies en het huishoudelijk reglement?
Vraag 2:Kunt u een onderbouwing geven van de noodzaak van een termijn van twee maanden waarbinnen de vertalingen gereed dienen te zijn?
2.4 Verweerder heeft bij brief van 7 juni 2001 als volgt geantwoord.
Vraag 1: De AC-folder is beschikbaar in het Albanees, Arabisch, Chinees, Dari, Engels, Farsi, Kermanji/Sorani, Portugees, Russisch, Servo-Kroatisch, Somalisch, Tamil, Turks en Nederlands. De procedure te komen tot een groter aantal vertalingen van het Reglement regime grenslogies en de daarop gebaseerde huishoudelijke reglementen dan thans voor handen, bevindt zich nog niet in de fase dat reeds concrete vertaalopdrachten zijn uitgegaan. Verweerder streeft er evenwel naar zorg te dragen voor vertalingen in bovengenoemde talen.
Vraag 2: De door verweerder genoemde periode van twee maanden wordt veroorzaakt door onder meer de tijd gemoeid met het verkrijgen van offertes en selectie van in aanmerking komende vertaalbureaus, de tijd vereist voor het daadwerkelijk vertalen van genoemde teksten en de controle van deze vertalingen, alsmede de tijd gemoeid met het drukken van bedoelde vertalingen.
2.5 Namens de vreemdeling is in reactie hierop gesteld dat nu er nog steeds geen concrete vertaalopdracht is gegeven en evenmin duidelijk is wanneer deze exact gegeven zal worden, het niet als juist kan worden gezien dat binnen de door verweerder genoemde termijn van twee maanden de vertalingen gereed zijn. Er is derhalve onvoldoende duidelijkheid over het moment waarop en de talen waarin de vertalingen gereed zullen zijn. Nu verweerder al sinds februari weet dat er vertalingen moeten zijn, dient de maatregel onrechtmatig te worden verklaard.
2.6 De rechtbank constateert allereerst dat verweerder thans een geheel ander standpunt heeft ingenomen dan enige tijd geleden. Uit hetgeen ter zitting en uit de beantwoording van de vragen naar voren is gekomen, blijkt immers dat verweerder thans wel de toezegging heeft gedaan zorg te dragen voor – een aantal – vertalingen van het Reglement regime grenslogies en de daarop gebaseerde, per inrichting mogelijk verschillende, huishoudelijke reglementen zulks in tegenstelling tot eerder gedane verklaringen van verweerder dat er geen vertalingen zullen komen. Uit de beantwoording van de vragen blijkt voorts dat verweerder in de navolgende talen voor vertalingen zorg zal dragen: Albanees, Arabisch, Chinees, Dari, Engels, Farsi, Frans, Kermanji/Sorani, Portugees, Russisch, Servo-Kroatisch, Somalisch, Tamil en Turks.
2.7 Bij deze stand van zaken kan niet gezegd worden dat de maatregel thans onrechtmatig is. De rechtbank acht de door verweerder gegeven onderbouwing van de termijn van twee maanden, waarbinnen deze vertalingen beschikbaar zullen zijn, nog juist aanvaardbaar, evenwel onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de vreemdeling in de tussenliggende periode middels een tolk in een voor hem begrijpelijke taal op de hoogte wordt gesteld van de inhoud van het Reglement regime grenslogies en het daarop gebaseerde voor hem geldende huishoudelijke reglement. De vreemdeling dient derhalve zo spoedig mogelijk na plaatsing in een inrichting als bedoeld in artikel 6 Vw een mondelinge toelichting op het Reglement regime grenslogies en het huishoudelijk reglement te krijgen. Hoewel in het onderhavige geval niet aan de orde dient daarnaast te gelden dat, indien een vreemdeling slechts een taal spreekt waarin geen vertaling voorhanden is, en waarvan evenmin een vertaling in voorbereiding is, verweerder de vreemdeling altijd middels een tolk in een voor hem begrijpelijke taal op de hoogte dient te brengen van de inhoud van het Reglement regime grenslogies en het huishoudelijk reglement.
2.8 Terzake de door verweerder bij de voorbereiding van de verwijdering van de vreemdeling te betrachten voortvarendheid wordt het volgende overwogen. De rechtbank is van oordeel, dat, ondanks de verplichtingen van verweerder om voldoende voortvarendheid te betrachten in de uitzetting van de vreemdeling, dit de vreemdeling niet ontslaat van de plicht om zoveel mogelijk zijn medewerking te verlenen om zodoende zijn uitzetting te bespoedigen. In casu blijft de vreemdeling weigerachtig de benodigde formulieren in te vullen zodat niet gezegd kan worden dat door onvoldoende voortvarend handelen van verweerder de bewaring nog voortduurt. Hierbij is doorslaggevend dat de vreemdeling laatstelijk op 9 en 11 april 2001 het onderzoek naar de benodigde gegevens heeft gefrustreerd door geen medewerking te verlenen aan het invullen van model D-41, hoewel hij zich ervan bewust moet zijn dat de voortgang van het identiteitsonderzoek daarvan afhankelijk is.
2.9 Onder deze omstandigheden kan van verweerder niet verwacht worden dat hij iedere veertien dagen onderzoekt of de vreemdeling inmiddels tot medewerking bereid is. Nu verweerder, zoals ter zitting is gebleken, op 7 juni 2001 opnieuw aan de vreemdeling zal vragen of hij inmiddels tot medewerking bereid is kan onder deze omstandigheden niet worden gezegd dat thans door verweerder onvoldoende voortvarendheid wordt betracht of dat zicht op uitzetting ontbreekt.
2.10 De rechtbank is ook overigens van oordeel dat, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, de voortduring van de maatregel niet in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten.
2.11 Het beroep is derhalve ongegrond.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. de Rooij, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2001, in tegenwoordigheid van mr. M. Valk als griffier.
Afschrift verzonden op: 22 juni 2001
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.