ECLI:NL:RBSGR:2001:AD5913

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/109 WAO
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en gevolgen voor werkgeverspremie onder de WAO

In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 7 augustus 2001 uitspraak gedaan in een geschil tussen A, eiseres, en het bestuur van het Landelijk instituut sociale verzekeringen, verweerder. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van verweerder, waarbij aan C. een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is toegekend met een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Eiseres, de voormalige werkgever van C., heeft in haar beroep gesteld dat de gevolgen van dit besluit niet aan haar toegerekend kunnen worden, vanwege de beweerdelijke oorzaak van de arbeidsongeschiktheid van C..

De rechtbank heeft vastgesteld dat artikel 18 van de WAO geen grondslag biedt voor het geven van een rechtsoordeel door verweerder over de gevolgen van de toekenning van de arbeidsongeschiktheidsuitkering voor de door de (ex-)werkgever verschuldigde premie. De rechtbank oordeelt dat bij het nemen van een besluit op basis van artikel 18 WAO enkel wordt vastgesteld of en in welke mate een werknemer arbeidsongeschikt is, maar niet waardoor deze arbeidsongeschiktheid is ontstaan of wie daarvoor verantwoordelijk is. Eiseres kan haar beroepsgronden te zijner tijd naar voren brengen tegen een besluit omtrent de vaststelling van de door haar verschuldigde premie, maar deze hebben geen betrekking op de rechtmatigheid van de aan C. toegekende uitkering.

De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiseres de wettelijke grondslag van het bestreden besluit te buiten gaan en dat deze niet kunnen leiden tot gegrondverklaring van het beroep. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en er zijn geen omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
sector bestuursrecht
eerste kamer, enkelvoudig
Reg. nr. AWB 00/109 WAO
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
A te B, , eiseres,
en
het bestuur van het Landelijk instituut sociale verzekeringen, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 1 juni 1999 heeft verweerder aan C. een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 30 juni 1999, aangevuld bij brief van 8 september 1999, een bezwaarschrift bij verweerder ingediend.
Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord omtrent haar bezwaren door verweerder.
Bij besluit van 26 november 1999, verzonden op gelijke datum, heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 5 januari 2000, ingekomen bij de rechtbank op 6 januari 2000 en van gronden voorzien bij brief van 7 februari 2000, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en tevens bij brief van 13 juni 2000 een verweerschrift ingediend.
Namens C. is op 5 juli 2000 een zienswijze ingediend.
Het beroep is op 6 augustus 2001 ter zitting aan de orde gesteld.
Partijen noch derde-belanghebbende C. zijn ter zitting verschenen, allen met bericht.
Motivering
Het bestreden besluit strekt tot handhaving van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling krachtens artikel 18 van de WAO van C. Eiseres heeft expliciet gesteld de uitkomst van deze beoordeling niet te bestrijden.
Eiseres vraagt vastgesteld te zien dat de gevolgen van dit besluit niet aan haar toegerekend kunnen worden vanwege de (beweerdelijke) oorzaak van de arbeidsongeschiktheid van C.. Artikel 18 van de WAO biedt evenwel geen grondslag voor het geven van een rechtsoordeel door verweerder omtrent de gevolgen van een besluit omtrent toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering voor de te zijner tijd door de
(ex-)werkgever van de verzekerde werknemer verschuldigde premie. Bij het nemen van een besluit krachtens artikel 18 van de WAO wordt slechts vastgesteld of, en in welke mate, een verzekerde werknemer arbeidsongeschikt is, niet waardoor de arbeidsongeschiktheid is ontstaan noch wie daarvoor verantwoordelijk is.
Het verzoek van eiseres, en daarmee haar beroepsgronden, gaan derhalve de wettelijke grondslag van het bestreden besluit en daarmee de grenzen van het geschil, zoals die voortvloeien uit de artikelen 1:3, eerste lid, en 8:69, eerste lid, van de Awb, te buiten.
De beroepsgronden kunnen daarom, wat er inhoudelijk ook van zij, niet tot gegrondverklaring van het beroep leiden.
Het beroep is gezien het vorenstaande ongegrond.
Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
Ten overvloede wijst de rechtbank eiseres erop dat zij haar beroepsgronden te zijner tijd naar voren kan brengen tegen een besluit omtrent vaststelling van de door haar verschuldigde premie. Aangezien deze geen betrekking hebben op de rechtmatigheid van de aan C.toegekende uitkering staat artikel 87e van de WAO hieraan niet in de weg.
Beslissing
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mr. J.L. Verbeek en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2001, in tegenwoordigheid van de griffier.
Voor eensluidend afschrift,
de griffier van de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage,
Verzonden op: