ECLI:NL:RBSGR:2001:AD5913
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en gevolgen voor werkgeverspremie onder de WAO
In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 7 augustus 2001 uitspraak gedaan in een geschil tussen A, eiseres, en het bestuur van het Landelijk instituut sociale verzekeringen, verweerder. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van verweerder, waarbij aan C. een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is toegekend met een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Eiseres, de voormalige werkgever van C., heeft in haar beroep gesteld dat de gevolgen van dit besluit niet aan haar toegerekend kunnen worden, vanwege de beweerdelijke oorzaak van de arbeidsongeschiktheid van C..
De rechtbank heeft vastgesteld dat artikel 18 van de WAO geen grondslag biedt voor het geven van een rechtsoordeel door verweerder over de gevolgen van de toekenning van de arbeidsongeschiktheidsuitkering voor de door de (ex-)werkgever verschuldigde premie. De rechtbank oordeelt dat bij het nemen van een besluit op basis van artikel 18 WAO enkel wordt vastgesteld of en in welke mate een werknemer arbeidsongeschikt is, maar niet waardoor deze arbeidsongeschiktheid is ontstaan of wie daarvoor verantwoordelijk is. Eiseres kan haar beroepsgronden te zijner tijd naar voren brengen tegen een besluit omtrent de vaststelling van de door haar verschuldigde premie, maar deze hebben geen betrekking op de rechtmatigheid van de aan C. toegekende uitkering.
De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiseres de wettelijke grondslag van het bestreden besluit te buiten gaan en dat deze niet kunnen leiden tot gegrondverklaring van het beroep. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en er zijn geen omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.