ECLI:NL:RBSGR:2001:AD5887
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen onrechtmatige ophouding en schadevergoeding in vreemdelingenrecht
In deze zaak gaat het om een beroep van een vreemdeling tegen de onrechtmatige ophouding op grond van artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling, die de Italiaanse nationaliteit heeft, heeft op 12 juni 2001 een beroepschrift ingediend tegen de maatregel tot vrijheidsontneming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ophouding te lang heeft geduurd en dat de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, zelf van mening is dat de ophouding voor een deel onrechtmatig was. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep gegrond is en dat de vreemdeling recht heeft op schadevergoeding. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op tweehonderd gulden voor de dag waarop de vreemdeling onrechtmatig van zijn vrijheid is beroofd, namelijk op 12 juni 2001.
De openbare behandeling van het beroep vond plaats op 19 juni 2001, waarbij de gemachtigde van de vreemdeling niet ter zitting verscheen. De rechtbank heeft overwogen dat de gedingstukken incompleet waren, wat een adequate toetsing van de rechtmatigheid van de aanhouding bemoeilijkte. De rechtbank heeft de verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op 710 gulden. De betaling van deze kosten dient te geschieden aan de griffier van de rechtbank, aangezien de vreemdeling een toevoeging heeft gekregen op basis van de Wet op de rechtsbijstand.
De rechtbank heeft in haar beslissing het beroep gegrond verklaard, het verzoek om schadevergoeding toegewezen en de verweerder veroordeeld in de proceskosten. Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open, met een termijn van één week na verzending van de uitspraak door de griffier.