ECLI:NL:RBSGR:2001:AD5885
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over asielaanvraag van Iraakse asielzoeker met betrekking tot niet-tijdig beslissen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst
In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van een Iraakse asielzoeker, eiser, die in Nederland een aanvraag heeft ingediend voor toelating als vluchteling en een vergunning tot verblijf op humanitaire gronden. De rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 27 maart 2001 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarin de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) niet tijdig heeft beslist op de aanvragen van eiser. De rechtbank oordeelt dat de beschikking van de IND moet worden aangemerkt als een beschikking op bezwaar, en dat de IND niet tijdig heeft beslist op de aanvragen. De rechtbank stelt vast dat de IND in de bestreden beschikking het niet-tijdig beslissen had moeten herroepen, maar dat dit niet is gebeurd. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van vluchtelingenschap en dat de uitzetting van eiser geen schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) met zich meebrengt. De rechtbank vernietigt de beschikking van de IND, maar laat de rechtsgevolgen niet in stand, omdat de rechtbank niet wil anticiperen op de beslissing van de IND met betrekking tot het driejarenbeleid. De rechtbank oordeelt dat er geen belang bestaat bij een gegrondverklaring van het bezwaar op grond van artikel 6:20, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank draagt de IND op om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.