ECLI:NL:RBSGR:2001:AD5874

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 juni 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/22555
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel van Turkse vreemdeling

In deze zaak gaat het om de vrijheidsontneming van een Turkse vreemdeling, eiser, die op 28 mei 2001 op grond van artikel 59, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in bewaring is gesteld. De rechtbank ontving op 30 mei 2001 de kennisgeving van de Staatssecretaris van Justitie, waardoor eiser geacht werd beroep te hebben ingesteld tegen de oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel. Op 5 juni 2001 heeft de gemachtigde van eiser echter laten weten dat het beroep werd ingetrokken. De rechtbank heeft op 6 juni 2001 eiser niet kunnen horen, omdat hij te vroeg was teruggestuurd naar het Huis van Bewaring te Ter Apel door een communicatiestoornis. De rechtbank overweegt dat, op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000, zolang de bewaring voortduurt, het beroep door geen van de partijen kan worden ingetrokken. De rechtbank heeft het verzoek van de gemachtigde om de procedure in te trekken dan ook niet gehonoreerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de behandeling van het beroep niet binnen de wettelijke termijn heeft plaatsgevonden, wat in strijd is met de rechtsbescherming die aan eiser toekomt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bewaring opgeheven dient te worden, omdat eiser niet tijdig is gehoord. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de Staat der Nederlanden te veroordelen tot vergoeding van proceskosten, noch om verweerder in de kosten van eiser te veroordelen.

De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Oostendorp en openbaar uitgesproken op 13 juni 2001. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met een termijn van één week voor het instellen van hoger beroep.

Uitspraak

UITSPRAAK
Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
Sector Bestuursrecht
enkelvoudige kamer
Uitspraak
op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 94 en 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 01/22555 VRONTN
inzake : A alias A, geboren op [...] 1977 dan wel [...] 1977, van (gestelde) Turkse nationaliteit, verblijvende in het Huis van Bewaring te Ter Apel, eiser,
gemachtigde: mr. J.E. van Rossem, advocaat te Amsterdam,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. B. Perels, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op 28 mei 2001 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, van de Vw 2000 in bewaring gesteld. Verweerder heeft de rechtbank hiervan op 30 mei 2001 in kennis gesteld. Krachtens artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 wordt de vreemdeling daarmee geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
Bij fax van 5 juni 2001 heeft de gemachtigde van eiser laten weten dat het beroep tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de maatregel ex artikel 59, eerste lid van de Vw 2000 wordt ingetrokken.
Ter openbare terechtzitting ter behandeling van het beroep op 6 juni 2001 is eiser noch gemachtigde verschenen. Eiser bleek op 6 juni 2001 vanuit het Huis van Bewaring te zijn aangevoerd naar de rechtbank. Toen de rechtbank echter wilde overgaan tot het horen van eiser, was eiser als gevolg van communicatiestoornissen reeds op transport naar Ter Apel gesteld. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
II. OVERWEGINGEN
Eiser heeft bij fax van 5 juni 2001 bericht dat hij het beroep tegen het besluit tot inbewaringstelling ingevolge artikel 59, eerste lid, van de Vw 2000 intrekt.
Verweerder heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.
Eiser zal op 7 juni 2001 Nederland worden uitgezet per vliegtuig naar Turkije. De gemachtigde van eiser heeft ten onrechte het beroep ingetrokken, aangezien het beroep als gevolg van de kennisgeving van verweerder was ingesteld en eiser thans nog in bewaring zit.
De rechtbank overweegt het volgende.
Op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 wordt eiser geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel zodra de rechtbank de kennisgeving van de Minister heeft ontvangen omtrent die maatregel, tenzij de vreemdeling voordien zelf beroep heeft ingesteld. In het onderhavige geval ligt de kennisgeving van 30 mei 2001 aan het beroep ten grondslag. Uit het dwingend-rechtelijke karakter van de bepaling volgt dat zolang de bewaring voorduurt, dit beroep door geen van de partijen kan worden ingetrokken. De rechtbank zal het bericht van de gemachtigde van eiser dat hij de procedure intrekt dan ook niet honoreren en zal in het hierna volgende overgaan tot de beoordeling van het beroep.
Op grond van artikel 94, tweede lid, van de Vw 2000 dient de behandeling ter zitting van de rechtbank uiterlijk de zevende dag na ontvangst van de kennisgeving of het beroepschrift plaats te vinden. Dit betekent dat eiser in persoon danwel in persoon bij raadsman ter openbare terechtzitting door de rechtbank moet worden gehoord. Gebleken is dat eiser ten behoeve van het horen door de rechtbank vanuit het Huis van Bewaring te Ter Apel op 6 juni 2001 naar de rechtbank is vervoerd. Als gevolg van een communicatiestoornis – de rechtbank was door een eerder bericht dat eiser op 1 juni 2001 zou zijn uitgezet in combinatie met het bericht dat eiser op 5 juni 2001 het beroep had ingetrokken ervan uitgegaan dat de behandeling ter zitting geen doorgang hoefde te vinden - is eiser te snel op transport gesteld terug naar Ter Apel. Toen de rechtbank tot het horen van eiser wilde overgaan, was dat te laat.
Nu het horen van eiser door de rechtbank niet binnen door de wet gestelde termijn heeft plaatsgevonden, welke termijn gelet op de rechtsbescherming die deze biedt strikt moet worden gehanteerd, dient de bewaring te worden opgeheven.
Hoewel verweerder geen aandeel heeft gehad in de hiervoor uiteengezette communicatie-stoornis komt een en ander wel voor zijn rekening en risico nu de rechtsbescherming van eiser, die in deze ook niets valt te verwijten, in het geding is.
Het beroep wordt derhalve gegrond verklaard.
De rechtbank ziet in het vorenstaande geen aanleiding eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000 toe te kennen.
Gelet op het vorengaande is er voorts geen aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten van eiser in verband met de behandeling van het beroep.
III. BESLISSING:
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt dat de bewaring ingaande 7 juni 2001 wordt opgeheven;
- verklaart dat verweerder niet in de proceskosten van eiser wordt veroordeeld.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Oostendorp, rechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2001, in tegenwoordigheid van drs. E.C. de Gast, griffier.
Afschrift verzonden op: 22 juni 2001
Conc.:EG
Coll:
Bp:-
D:B
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Ingevolge artikel 69, derde lid, Vw 2000 bedraagt de termijn voor het instellen van hoger beroep één week. Artikel 85 Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Algemene Wet Bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.