ECLI:NL:RBSGR:2001:AD5834

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/55891
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 14 november 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van eiseres, een vreemdeling van Soedanese nationaliteit. De maatregel was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie op 24 oktober 2001, met het oog op uitzetting, omdat eiseres geen rechtmatig verblijf in Nederland had. Eiseres heeft aangevoerd dat de maatregel onrechtmatig is, omdat uitzetting naar Nigeria en Soedan niet mogelijk zou zijn. Ze heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van de rechtbank Zwolle, waaruit blijkt dat zij van 21 december 2000 tot 10 augustus 2001 in bewaring heeft verbleven.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het onderzoek naar de mogelijkheid van uitzetting naar Ghana als nieuw feit moet worden aangemerkt, wat de huidige maatregel van bewaring rechtvaardigt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet beschikt over een identiteitsdocument en geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, wat de vrees rechtvaardigt dat zij zich aan de uitzetting zal onttrekken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is, omdat er nog steeds zicht is op uitzetting.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen een week hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. E.A. Ruiter.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Groningen
Vreemdelingenkamer
registratienummer: Awb 01/55891 VRONTO
UITSPRAAK
op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000, toegepast ten aanzien van de vreemdelinge genaamd, althans zich noemende:
A alias A,
geboren op [...] 1972 dan wel [...] 1973,
van Soedanese nationaliteit,
alias A, A,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.S. Ilahi, advocaat te Groningen.
1. Ontstaan en loop van het geschil
1.1 De Staatssecretaris van Justitie, hierna verweerder, heeft op 24 oktober 2001 aan eiseres, die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, met het oog op de uitzetting de maatregel van bewaring opgelegd nu de openbare orde zulks vordert (artikel 59, eerste lid en onder a, Vw 2000).
1.2 Verweerder heeft op 26 oktober 2001 de rechtbank op grond van artikel 94, eerste lid, Vw 2000 in kennis gesteld van het opleggen van de maatregel van bewaring. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiseres ingesteld beroep.
1.3 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiseres doorgestuurd en haar in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken.
1.4 Het beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 2 november 2001. Eiseres is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door haar raadsvrouw. Voor verweerder is als gemachtigde verschenen de heer R. Drenthe.
2. Rechtsoverwegingen
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in overeenstemming is met de wet en of deze in redelijkheid bij afweging van alle daarbij betrokken belangen gerechtvaardigd is.
2.2 Eiseres heeft de rechtbank verzocht de opheffing van de maatregel te bevelen en schadevergoeding toe te kennen.
2.3 Verweerder heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep en tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.
2.4 Namens eiseres is aangevoerd dat de maatregel van bewaring van eiseres onrechtmatig is, nu uitzetting naar Nigeria en Soedan niet mogelijk is gebleken. Namens eiseres is een tweetal uitspraken van de arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle van 4 januari 2000 respectievelijk van 9 augustus 2001 overgelegd, waaruit blijkt dat eiseres vanaf 21 december 2000 tot 10 augustus 2001 in bewaring heeft verbleven. Nu niet is gebleken van nieuwe feiten en/of omstandigheden is de huidige maatregel van bewaring onrechtmatig.
2.5 De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek naar de mogelijkheid van uitzetting naar Ghana als nieuw feit dat deze bewaring rechtvaardigt dient te worden aangemerkt. De rechtbank acht hierbij van belang dat door eiseres onbestreden is dat dat in de vorige procedure niet aan de orde is geweest. Dit manco regardeert naar het oordeel van de rechtbank niet de rechtmatigheid van de huidige doch van de vorige maatregel van bewaring.
2.6 Naar het oordeel van de rechtbank heeft de (procedure leidende tot de) inbewaringstelling van eiser ook voor het overige plaatsgevonden in overeenstemming met de wettelijke vereisten. De rechtbank is van oordeel dat eiseres op goede gronden krachtens artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000, in het belang van de openbare orde en met het oog op uitzetting, in bewaring is gesteld. De rechtbank laat daarbij wegen dat eiseres niet beschikt over een identiteitsdocument als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit (Vb 2000) en zich niet heeft aangemeld bij de daartoe bevoegde autoriteiten. Voorts heeft eiseres geen vaste woon- of verblijfplaats en heeft zij niet eerder rechtmatig in Nederland verbleven. Derhalve is de vrees gerechtvaardigd dat eiseres zich, indien in vrijheid gesteld, aan de voorgenomen uitzetting zal onttrekken.
2.7 De rechtbank is van oordeel dat het voortduren van de van de bewaring niet onrechtmatig is, nu nog niet onvoldoende zicht bestaat op uitzetting van eiseres op afzienbare termijn. De rechtbank laat hierbij wegen dat op 29 oktober 2001 een gehoor heeft plaatsgevonden teneinde de identiteit en nationaliteit van eiseres vast te stellen. Voorts heeft verweerder ter zitting aangegeven dat op 31 oktober 2001 bij de Ghanese autoriteiten een laissez-passer ten behoeve van eiseres is aangevraagd. Naar het oordeel van de rechtbank kan gezien het voorgaande niet op voorhand worden geconcludeerd dat er geen zicht bestaat op uitzetting van eiseres.
2.8 Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond en bestaat geen aanleiding om schadevergoeding toe te kennen.
3. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gegeven door mr. W.M. van Schuijlenburg en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. E.A. Ruiter als griffier op
14 november 2001
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen een week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (postbus 16113, 2500 BC te ’s-Gravenhage) onder vermelding van ‘Hoger beroep vreemdelingenzaken’. Ingevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: 14 novmber 2001