ECLI:NL:RBSGR:2001:AD5833
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.J. van Bennekom
- I.G.M. Servais-Picord
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige aanhouding en bewaring van vreemdeling met vals paspoort
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 18 juni 2001 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de rechtmatigheid van de aanhouding en bewaring van eiser, een vreemdeling van (gestelde) Chinese nationaliteit. Eiser was op 21 mei 2001 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De rechtbank heeft de aanhouding van eiser marginaal getoetst en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor een redelijk vermoeden van schuld aan het bezit van een vals paspoort. De rechtbank oordeelde dat de enkele mededeling dat eiser van de controlepost wegliep, niet voldoende was om te concluderen dat er op dat moment een redelijk vermoeden van schuld bestond. Bovendien bleek uit het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee niet of de valsheid van het paspoort duidelijk waarneembaar was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanhouding niet rechtmatig was en heeft het beroep van eiser gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding van ƒ 3.350,- aan eiser, alsook de proceskosten van eiser tot een bedrag van ƒ 710,-. De rechtbank heeft de bewaring van eiser opgeheven, ingaande 12 juni 2001. De uitspraak is gedaan door mr. W.J. van Bennekom en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. I.G.M. Servais-Picord, griffier. Deze uitspraak is van belang voor de rechtsbescherming van vreemdelingen in Nederland, vooral in het kader van de rechtmatigheid van vrijheidsontnemende maatregelen.