ECLI:NL:RBSGR:2001:AD5513
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Ollermann
- N. Hobby
- Rechtspraak.nl
Toezending van stukken in vreemdelingenbewaring en de rechtmatigheid van de procedure
In deze zaak gaat het om de vreemdeling A, die in bewaring is gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000). De rechtbank ontving op 18 mei 2001 een beroepschrift van de vreemdeling tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie, waarbij de maatregel van bewaring is opgelegd. De gemachtigde van de vreemdeling, mr. H.P. Vos, heeft aangevoerd dat de ter zitting overgelegde stukken tardief zijn, verwijzend naar de Richtlijnen Bewaringszaken 2000. De rechtbank overweegt dat deze richtlijn niet uitsluit dat de rechtbank toestaat dat op een later tijdstip nog stukken worden overgelegd, mits dit niet in strijd komt met een goede procesorde en de wederpartij voldoende gelegenheid heeft om hierop te reageren. De rechtbank concludeert dat de vreemdeling door het te laat overleggen van stukken niet in zijn belangen is geschaad.
De rechtbank heeft de procedure die heeft geleid tot de inbewaringstelling rechtmatig geacht. De vreemdeling was niet rechtmatig in Nederland en er bestond een redelijk vermoeden dat hij zich schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zitting niet binnen de termijn van artikel 94, tweede lid, Vw2000 heeft plaatsgevonden, maar oordeelt dat dit geen reden is om de inbewaringstelling onrechtmatig te achten. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder op goede gronden de vreemdeling in bewaring heeft gesteld, gezien het ontbreken van een geldige verblijfsvergunning en het vermoeden dat de vreemdeling zich aan uitzetting zal onttrekken.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing is genomen door mr. H. Ollermann en uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2001, met de griffier mr. N. Hobby aanwezig. De termijn voor hoger beroep bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier.