UITSPRAAK
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht
beroep vrijheidsontnemende maatregel
__________________________________________________
Reg.nr: AWB 01/20513 VRWET
Inzake: A, CRV nummer [CRV nummer], thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Zwolle, hierna te noemen de vreemdelinge,
gemachtigde mr. J.A.M. Janssen, advocaat te Rotterdam,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. M.C.G.G. van Hoek, ambtenaar ten departemente.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. De vreemdelinge heeft gesteld te zijn geboren op [...] 1969 en de Chinese nationaliteit te hebben.
2. Bij kennisgeving op grond van artikel 94 Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000), bij de rechtbank ontvangen op 17 mei 2001, heeft verweerder de rechtbank bericht dat de vreemdelinge met ingang van 15 mei 2001 de maatregel van bewaring is opgelegd. Krachtens die bepaling wordt de vreemdelinge na de ontvangst van deze kennisgeving geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel.
3. Openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 28 mei 2001. De rechtbank heeft aanleiding gezien de zitting te schorsen omdat gebleken is dat de vreemdelinge niet is aangevoerd. Vervolgens heeft de openbare behandeling van dit beroep plaatsgevonden op 31 mei 2001. De vreemdelinge is aldaar verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig een tolk in de Chinese taal.
1. De rechtbank stelt vast dat de vreemdelinge in bewaring is gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw2000.
2. Ingevolge artikel 94, vierde lid, Vw2000 staat ter beoordeling of het besluit tot oplegging van de onderwerpelijke vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
3. Ingevolge artikel 94, tweede lid, tweede volzin, Vw2000, vindt de zitting uiterlijk op de zevende dag na ontvangst van het beroepschrift dan wel de kennisgeving plaats. Ingevolge de derde volzin van dit artikellid roept de rechtbank de vreemdeling op om in persoon dan wel in persoon bij raadsman en Onze Minister om bij gemachtigde te verschijnen teneinde te worden gehoord.
4. Bij schrijven van 23 mei 2001 is de vreemdelinge opgeroepen in persoon ter zitting te verschijnen. Zij is niet ter zitting verschenen, omdat zij - hoewel op 23 mei 2001 een transportorder is gegeven - niet naar de rechtbank is vervoerd. Op grond van voortschrijdend inzicht overweegt de rechtbank dat deze omstandigheid niet voor risico van betrokkene behoort te komen. Nu voorts vast staat dat zij niet binnen de termijn van artikel 94, tweede lid, tweede volzin, door de rechtbank kan worden gehoord, is de rechtbank van oordeel dat de bewaring in strijd is met die bepaling en daarom dient te worden opgeheven.
5. Het beroep is derhalve gegrond en de maatregel dient te worden opgeheven met ingang van heden.
6. De rechtbank ziet in dit geval tevens aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door de vreemdelinge gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op f 1065,- (1 punt voor het verschijnen ter zitting van 28 mei 2001 en 0,5 punt voor het verschijnen ter zitting op 31 mei 2001, waarde per punt f 710,- en wegingsfactor 1). Aangezien ten behoeve van de vreemdelinge een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, Awb te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage:
1. verklaart het beroep gegrond;
2. beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring;
3. veroordeelt verweerder in de proceskosten ad f 1065,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier dient te vergoeden.
Krachtens artikel 95 Vw2000 staat tegen deze uitspraak voor zover het betreft het beroep tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel voor partijen hoger beroep open.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier.
Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage.
Voor zover in deze uitspraak is beslist op het verzoek om schadevergoeding staat daartegen krachtens artikel 84 aanhef en onder d Vw2000 geen hoger beroep open.
Aldus gedaan door mr. M.A. Dirks en uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2001 in tegenwoordigheid van J.A. de Kievit-Tempels, griffier.
afschrift verzonden op: 11 juni 2001