ECLI:NL:RBSGR:2001:AD5415

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/34311
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige vrijheidsontneming van Congolese vreemdeling in passantenverblijf Triport

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 15 augustus 2001 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de vrijheidsontneming van een Congolese vreemdeling, eiseres, die sinds 24 juli 2001 in passantenverblijf Triport verbleef. De rechtbank oordeelde dat de voortduring van de bewaring onrechtmatig was, omdat de verweerder niet had kunnen aantonen dat het voorzieningenniveau in Triport voldoende was voor een langdurig verblijf. De rechtbank verwierp de argumenten van de verweerder, die zich baseerde op eerdere uitspraken van de rechtbank Haarlem, en concludeerde dat de situatie in Triport inmiddels was veranderd, waardoor de eerdere rechtvaardiging voor het verblijf niet meer opging. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en beval de opheffing van de vrijheidsontneming, ingaande 15 augustus 2001. Tevens werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding van ƒ 1.650,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming en tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, die op ƒ 710,- werden begroot. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. S.J. Giling, en is op 17 augustus 2001 verzonden. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Raad van State.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
Sector Bestuursrecht
enkelvoudige kamer
Uitspraak
op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 94 en 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 01/34311 VRONTN
inzake: A, geboren op [...] 1969, van Congolese nationaliteit,
verblijvende in Passantenverblijf Triport Landside, eiseres,
gemachtigde: mr. J. van Bennekom, advocaat te Amsterdam,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. M. Verweij, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op 24 juli 2001 is eiseres op grond van artikel 3 van de Vw 2000 op de luchthaven Schiphol de verdere toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van eiseres is op dezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 toegepast. Verweerder heeft de rechtbank hiervan op 26 juli 2001 in kennis gesteld. Krachtens artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 wordt de vreemdeling daarmee geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 2 augustus 2001. Eiseres is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan/vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Ter zitting was tevens aanwezig mevrouw Meerdink, tolk in de Franse taal.
II. OVERWEGINGEN
Eiseres heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd. Zij maakt bezwaar tegen het feit dat zij sinds 24 juli 2001 in Passantenverblijf Triport verblijft en beroept zich op de uitspraken van de rechtbank 's-Gravenhage, zp. Haarlem, van 21 april 2000 (AWB 00/2673 en AWB 00/2675), alsmede op de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, zp. Haarlem, van 26 januari 2001 (AWB 00/74855). Voorts is eiseres onbekend welke stappen verweerder onderneemt ten einde haar uitzetting te realiseren.
Verweerder heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd. Op grond van de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, zp. Haarlem, van 9 februari 1996 (AWB 95/6926) is een verblijf op Triport van acht weken toegestaan. Verweerder heeft wel degelijk stappen ondernomen in verband met de uitzetting van eiseres. Op grond van een removal order zou eiserses op 25 juli 2001 worden uitgezet. Zij heeft zich daartegen echter verzet. Er zal opnieuw een vlucht voor haar worden geboekt.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verweerder is op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 bevoegd een vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, een ruimte of plaats als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel aan te wijzen, waar hij zich dient op te houden.
Aan de orde is de vraag of de oplegging dan wel de voortduring van de maatregel van vrijheids-ontneming in geval van eiseres onrechtmatig is, nu zij sinds 24 juli 2001 in passantenverblijf Triport verblijft. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Redengevend daarvoor is dat verweerder de rechtbank er in deze zaak niet van heeft kunnen overtuigen dat het voorzieningenniveau in passantenverblijf Triport op een zodanig niveau ligt dat eiseres daar gedurende langere tijd kan verblijven. De door verweerder overgelegde uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, zp. Haarlem, van 9 februari 1996 kan, naar het oordeel van de rechtbank, niet als deugdelijke motivering gelden van de stelling dat ook thans een verblijf van 8 weken in passantenverblijf Triport gerechtvaardigd zou zijn. Deze uitspraak ging immers uit van de feitelijke situatie zoals die destijds was. Inmiddels is de situatie gewijzigd, reeds omdat thans het AC niet meer in Triport gevestigd is. Deze omstandigheid maakt de situatie ook anders dan ten tijde van de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, zp. Haarlem, van 21 april 2001, toen door de rechtbank een zeer kort verblijf (van vier dagen) in passantenverblijf Triport niet onrechtmatig werd geacht. Overigens overwoog de rechtbank in die uitspraak al dat zij er niet op voorhand van overtuigd was dat het voorzieningenniveau in passantenverblijf Triport geheel ongewijzigd was ten opzichte van de situatie in februari 1996. Voorts werd ook in de uitspraak van 9 februari 1996 reeds overwogen dat het passantenverblijf Triport niet geheel aan het Reglement regime grenslogies voldeed.
Nu verweerder voor het overige in de onderhavige zaak geen argumenten heeft aangevoerd die zijn stelling kunnen onderbouwen dat de maatregel van vrijheidsontneming rechtmatig in het passantenverblijf Triport ten uitvoer kan worden gelegd, acht de rechtbank de maatregel van vrijheidsontneming in dit geval onrechtmatig.
De rechtbank concludeert derhalve dat de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 in casu bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten. Derhalve wordt het beroep gegrond verklaard en wordt de opheffing van de bewaring bevolen, ingaande 15 augustus 2001.
De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding eiseres ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000 toe te kennen. Nu de maatregel van vrijheidsontneming onrechtmatig is geacht vanwege het verblijf in passantenverblijf Triport en niet omdat de oplegging van de maatregel materieel gezien niet gerechtvaardigd was, terwijl eiseres de duur van haar verblijf in Triport had kunnen bekorten door mee te werken aan haar uitzetting op 25 juli 2001, ziet de rechtbank aanleiding de hoogte van de schadevergoeding te matigen tot ƒ 75,- per dag dat eiseres in passantenverblijf Triport aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest. In totaal bedraagt de schadevergoeding derhalve (22 x ƒ 75,- =) ƒ 1.650,-.
Gelet op het vorengaande is er voorts aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten van eiser in verband met de behandeling van het beroep, welke zijn begroot op ƒ 710,- als kosten van verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING:
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt dat de maatregel van vrijheidsontneming ingaande 15 augustus 2001 wordt opgeheven;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot ƒ1.650,- (zegge: zestienhonderdenvijftig gulden), te betalen door de griffier van de rechtbank aan eiser;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag groot ƒ 710,- (zegge: zevenhonderd en tien gulden), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Vermeulen, rechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2001, in tegenwoordigheid van mr. S.J. Giling, griffier.
De griffier is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden op: 17 augustus 2001
Conc.: IB
Coll:
Bp: -
D: C
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Ingevolge artikel 69, derde lid, Vw 2000 bedraagt de termijn voor het instellen van hoger beroep één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.