ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09.753.048-01;
's-Gravenhage, 18 september 2001
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte :
verdachte
geboren 1960 te Herat (Afganistan),
In verzekering gesteld op 6 maart 2001;
in bewaring gesteld op 9 maart 2001.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 september 2001.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr A. Moszkowicz, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr N.M. Boersma heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1. en 2. telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.1. en A.2.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 2. is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding onder 1. vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Het slachtoffer was een minderjarige dochter van verdachte. Zij was volkomen weerloos en afhankelijk van haar vader en verdere familie. Verdachte heeft als vader -in plaats van zijn kind te beschermen- het normale vertrouwen dat een kind in vader heeft volledig te niet gedaan, door zijn eigen kind te doden.
Zoals uit de stukken en de behandeling ter terechtzitting naar voren is gekomen stond het voor verdachte vast dat er “iets” moest gebeuren aan het feit dat zijn dochter -een meisje van 16 jaar- geen maagd meer was. De familie-eer was hierdoor geschonden; er moesten maatregelen genomen worden, die in het ergste geval erop neer zouden komen dat zijn dochter moest worden omgebracht. Verdachte had zijn dochter tevoren meermalen bedreigd dat hij haar dood zou maken. Toen bleek dat de huidige vriend van zijn dochter geen vastomlijnde voornemens had met haar in het huwelijk te treden en het verdachte ook niet lukte met deze vriend over een huwelijk tot overeenstemming te komen, stonden verdachte en zijn echtgenote niets anders voor ogen dan hun dochter te doden. Gezamenlijk hebben zij aan de uitvoering ervan vorm gegeven.
Het op deze gruwelijke wijze iemand met voorbedachte rade van het leven beroven is een zeer ernstig feit. Het is het zwaarste delict dat ons Wetboek van Strafrecht kent.
Door deze moord is het gezin van verdachte en zijn echtgenote uit elkaar gerukt. De twee andere kinderen van verdachte zijn nu elders ondergebracht en moeten een gezinsleven ontberen.
Bovendien heeft dit feit een grote schok zowel in de directe omgeving als in de maatschappij in het algemeen teweeg gebracht.
Op zichzelf rechtvaardigt een dergelijk misdrijf een gevangenisstraf van zeer lange duur.
Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van het onder 2. telastgelegde, maar van oordeel is, dat de hierna te noemen gevangenisstraf passend is, legt de rechtbank een zwaardere straf op dan de officier van justitie heeft gevorderd.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen :
47, 289 van het Wetboek van Strafrecht;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 2. telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding onder 1. telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt :
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 10 JAAR;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op 6 maart 2001;
in voorlopige hechtenis gesteld op 9 maart 2001.
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding onder 1. meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is wezen door mrs I.E. de Vries voorzitter, W. Don en P. Oskam, rechters, in tegenwoordigheid van M.L.A. van der Togt, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 september 2001 .