ECLI:NL:RBSGR:2001:AB2420
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Somaliër van de bevolkingsgroep Reer Hamar
In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van eiser, een Somaliër van de bevolkingsgroep Reer Hamar, die in 1991 Somalië heeft verlaten vanwege de vluchtelingrechtelijke vervolging van zijn familieleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser behoort tot de kwetsbare bevolkingsgroep Reer Hamar, wat bij de beoordeling van zijn asielrelaas van groot belang is. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de positie van de Reer Hamar in het algemeen kwetsbaar is, dit op zichzelf niet automatisch leidt tot de status van vluchteling. Eiser heeft zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze is door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) afgewezen. De IND heeft gesteld dat er geen bewijs is dat eiser in Somalië voor vervolging te vrezen heeft, en dat hij zich eventueel kan vestigen in Noord-Somalië, waar hij geen problemen zou ondervinden.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende duidelijkheid is over de omstandigheden die hebben geleid tot het vertrek van eiser uit Somalië. De rechtbank heeft de beslissing van de IND vernietigd en bepaald dat de IND opnieuw op de aanvraag moet beslissen, met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser toegewezen aan de Staat der Nederlanden. De uitspraak is openbaar gedaan op 11 mei 2001, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.