ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zittingsplaats Assen
Vreemdelingenkamer
regnr.: Awb 99/11305 VRWET Z VR
inzake: A,
geboren op [...] 1967,
B,
geboren op [...] 1969,
verblijvende te C,
van Afghaanse nationaliteit,
IND dossiernummer 980717.8112,
eisers,
gemachtigde: mr. M.C.A. Nijenhuis-Schoutsen, advocaat te Velp;
tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde: mr. P.F.C. Heemskerk, advocaat te 's-Gravenhage.
1.1 Op 17 respectievelijk 18 juli 1998 hebben eisers aanvragen om toelating als vluchteling gedaan. Bij beschikkingen van 12 november 1998 heeft verweerder de aanvragen niet ingewilligd en ambtshalve beslist aan eisers geen vergunning tot verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard te verlenen. Aan eisers is een voorwaardelijke vergunning tot verblijf verleend.
1.2 Eisers hebben daartegen bij brief van 2 december 1998 bezwaar gemaakt. Bij beschikkingen van 12 november 1999 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3 Bij beroepschrift van 5 december 1999 hebben eisers beroep ingesteld bij de rechtbank tegen deze beschikkingen.
De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eisers gezonden en hen in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 30 januari 2001. Eisers zijn daarbij verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikkingen toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kunnen doorstaan.
Nu de behandeling van deze zaak is gesloten voor de invoering van de op 1 april 2001 in werking getreden Vreemdelingenwet 2000 (Wet van 23 november 2000 tot algehele herziening van de Vreemdelingenwet, Stb 2000,495) past de rechtbank het recht toe zoals dat gold tot 1 april 2001.
2.2 Op grond van artikel 15 Vreemdelingenwet (Vw) in samenhang met artikel 1(A) van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen kunnen vreemdelingen die afkomstig zijn uit een land waarin zij gegronde reden hebben te vrezen voor vervolging wegens hun godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging of hun nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of een bepaalde sociale groep, als vluchteling worden toegelaten.
2.3 Het vluchtrelaas van eisers komt op het volgende neer. Eiser behoort tot de Tadjiekse bevolkingsgroep en is afkomstig uit Kabul. Ten tijde van het regime van Najibullah was eiser lid van de DVPA en werkzaam als helicopterpiloot. Eiseres is in de Russische Federatie geboren en van oorsprong heeft zij de Russische nationaliteit. In 1987 heeft eiseres in een hospitaal in Kabul gewerkt. Aldaar heeft zij haar huidige echtgenoot leren kennen. In het kader van zijn opleiding heeft eiser enige tijd in Rusland gestudeerd. Daar zijn eisers getrouwd en in 1990 zijn eisers naar Afghanistan vertrokken. In 1992 is eiser door leden van de Hezbe Jamiat-e-Islami gearresteerd. Eiser heeft gedwongen arbeid moeten verrichten. Door middel van omkoping is eiser op 20 oktober 1993 vrijgekomen. Begin november 1993 is eiser wederom opgepakt door leden van voornoemde groep. Op 28 september 1996 is eiser tegen betaling vrijgekomen. De Taliban hebben in die dagen de stad Kabul veroverd. Eiser en zijn gezin zijn vervolgens gaan onderduiken bij de zus en zwager van eiser. Een buurman kwam op 15 juni 1998 aan eiser vertellen dat de Taliban naar eiser op zoek waren en dat de Taliban bij een bezoek aan de woning van eisers ouders zijn vader hebben geslagen en zijn broer hebben meegenomen. Op 16 juni 1998 hebben eisers hun onderduikadres verlaten en zijn zij via Pakistan naar Nederland gereisd, waar zij op 17 juli 1998 aankwamen.
2.4 Verweerder heeft de aanvragen afgewezen, omdat het enkele behoren tot de Tadjiekse bevolkingsgroep onvoldoende is om als vluchteling te worden toegelaten. De verklaring dat eiser lid is geweest van de DVPA evenmin. Dat eiser heeft te vrezen van de zijde van de Taliban heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. Daartoe voert verweerder in primo aan dat de verklaring van eiser, dat de Taliban naar de woning van zijn ouders zijn gekomen, zijn vader hebben mishandeld en zijn broer hebben meegenomen, op geen enkele wijze is onderbouwd dan wel anderszins is geconcretiseerd. De verklaringen baseert eiser enkel op informatie van derden. Ten aanzien van de verklaring dat eiser twee maal is opgepakt en tewerkgesteld wordt door verweerder overwogen dat eiser beide keren door tussenkomst van de familie en tegen betaling is vrijgelaten. Dit duidt niet op een bovenmatig negatieve belangstelling voor de persoon van eiser. Voorts stelt verweerder dat eiser na de laatste vrijlating op 28 september 1996 nog tot 19 juni 1998 in zijn land van herkomst heeft verbleven. In de bestreden beslissing verwijst verweerder naar het ambtsbericht van 3 november 1998 waaruit blijkt dat personen die zich niet schikken naar de regels van de Taliban en prominente en bekende communisten zoals voormalige ministers, bepaalde rechters, intellectuelen en andere persoonlijkheden in het algemeen te vrezen hebben voor de Taliban. Eiser behoort niet tot deze groep. Ten aanzien van eiseres voert verweerder aan dat het feit dat eiseres Christen is geen reden is om haar als vluchteling toe te laten. De verklaring van eiseres dat zij geen contact met anderen mocht hebben en teruggetrokken leefde maakt dit niet anders, nu zij tevens heeft verklaard dat zij persoonlijk geen problemen heeft ondervonden. Voorts draagt het asielverzoek een afhankelijk karakter ten opzichte van het verzoek van haar echtgenoot.
2.5 Eisers stellen zich op het standpunt dat eiser wel behoort tot de in het ambtsbericht van 3 november 1998 genoemde groep. Eiser schikt zich niet naar de regels van de Taliban aangezien hij met een Christen is getrouwd. Dit getuigt van on-islamitisch gedrag. Voorts is van belang dat eiser twee jaar aan de legeracademie in Kabul heeft gestudeerd en vervolgens drie jaar aan de universiteit van de luchtmacht van Kabul. Ook heeft eiser een opleiding in Rusland genoten. Tot slot is eiser als piloot werkzaam geweest bij het Ministerie van Defensie. Eiser bekleedde de rang van hoofd-kapitein. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij, gezien het voorgaande, behoort tot de intellectuele laag van de bevolking. Ter zitting heeft eiseres benadrukt dat zij vanwege haar afkomst als communist en derhalve ook als heiden wordt gezien door de Taliban. Om die reden heeft eiseres gegronde vrees voor vervolging. Tot slot menen eisers dat zij gehoord hadden moeten worden.
2.6 Vooropgesteld moet worden, dat niet is gebleken dat de politieke en mensenrechtensituatie in Afghanistan zodanig is, dat asielzoekers uit dat land zonder meer als vluchteling behoren te worden aangemerkt. Derhalve zal aannemelijk moeten zijn, dat met betrekking tot eisers persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan waardoor zij gegronde reden hebben te vrezen voor vervolging in vluchtelingenrechtelijke zin.
2.7 De rechtbank oordeelt als volgt. Eisers stellen zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten hen te (doen) horen alvorens op het bezwaar te beslissen. Derhalve dient beoordeeld te worden of verweerder eisers bezwaar terecht als kennelijk ongegrond heeft aangemerkt.
Van een kennelijk ongegrond bezwaar in de zin van artikel 7:3, aanhef en onder b, Awb is sprake wanneer uit het bezwaarschrift zelf reeds aanstonds blijkt dat de bezwaren ongegrond zijn en er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over die conclusie.
Gezien hetgeen eisers tijdens het nader gehoor en later in het bezwaarschrift naar voren hebben gebracht, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gesteld dat geen twijfel over kan bestaan dat eisers zich niet in een vluchtsituatie bevinden. Daartoe overweegt de rechtbank dat in de ambtsberichten vrijwel geen informatie is te vinden is over de positie van Christe-
nen in Afghanistan of over de positie van personen die een gemengd huwelijk zijn aangegaan. Desgevraagd kon verweerder ter zitting geen aanvullende informatie verschaffen. Gelet op het feit dat eiser is gehuwd met een Christen, eiseres een Christen van Russische afkomst is en voornoemd gebrek aan informatie, gevoegd bij het feit dat eiser in de periode van 1992 tot en met 1996 twee maal geruime tijd door leden van de Hezbe Jamiat-e-Islami gedetineerd is geweest, acht de rechtbank het bezwaar niet kennelijk ongegrond. Dit gegeven in combinatie met het feit dat eiser stelt te vrezen van de zijde van de Taliban, vanwege genoten opleidingen in zowel Afghanistan als in Rusland, alsmede het feit dat eiser als piloot werkzaam is geweest bij het Ministerie van Defensie, brengt met zich mee dat eisers in het kader van de zorgvuldige besluitvorming hadden moeten worden gehoord.
2.8 Het beroep is derhalve gegrond.
2.9 Voor vergoeding van het betaalde griffierecht of veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat aanleiding.
3 De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- bepaalt dat verweerder nieuwe besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon om het betaalde griffierecht ad ƒ 50,00 aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ad ƒ 1.420,--, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.I Klaassens en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2001 in tegenwoordigheid van mr. M.A. Buikema als griffier.
----------------
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open (artikel 33e Vw).
Afschrift verzonden: 28 mei 2001