ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1993

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/12423 VRONTO BEIJ BEUK
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de bewaring van een Albanese vreemdeling in het kader van de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak gaat het om de onrechtmatigheid van de bewaring van een Albanese vreemdeling, die op 26 februari 2001 is aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. De vreemdeling werd op 1 maart 2001 in bewaring gesteld op grond van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw). De rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 10 april 2001 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij het beroep van de vreemdeling gegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het bewaringsdossier niet compleet was, aangezien het gehele strafrechtelijke dossier ontbrak. Dit gebrek aan informatie leidde tot de conclusie dat de rechtmatigheid van de bewaring niet kon worden vastgesteld, waardoor de bewaring als onrechtmatig werd beschouwd.

De rechtbank overwoog dat de vreemdeling, die op 1 maart 2001 in bewaring was gesteld, geen beroep had ingesteld tegen deze maatregel. De kennisgeving van de Staatssecretaris van Justitie op 28 maart 2001, waarin werd aangegeven dat de vreemdeling vier weken in bewaring verbleef, werd gelijkgesteld met een eerste beroep tegen de maatregel van bewaring. De rechtbank benadrukte dat de inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000 op 1 april 2001 geen invloed had op de procedure die tot de inbewaringstelling had geleid, aangezien deze had plaatsgevonden voor deze datum.

De rechtbank kende de vreemdeling een schadevergoeding toe van in totaal fl. 5600,- voor de onterecht doorgebrachte dagen in bewaring. Tevens werden de proceskosten aan de vreemdeling vergoed. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij een beroepschrift uiterlijk een week na de uitspraak ingediend moet worden.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zittingsplaats Groningen
Vreemdelingenkamer
regnr.: Awb 01/12423 VRONTO BEIJ BEUK
U I T S P R A A K
op het beroep tegen de bewaring op grond van artikel 26 van de Vreemdelingenwet (Stb. 1965, 40, verder Vw), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
A,
geboren op [...] 1983 te Berat,
van Albanese nationaliteit.
Namens de Staatssecretaris van Justitie is op 28 maart 2001 aan de rechtbank kennis gegeven dat de vreemdeling, die op 1 maart 2001 in bewaring is gesteld en daartegen geen beroep heeft ingesteld, op 28 maart 2001 vier weken in
bewaring verblijft. Deze kennisgeving moet worden gelijkgesteld met een eerste door de vreemdeling ingesteld beroep tegen de maatregel van bewaring.
De bewaring is op 5 april 2001 wegens de uitzetting van de vreemdeling opgeheven.
Namens de vreemdeling heeft mr. V.L. van Wieringen, advocaat te Winschoten, ter zitting van 6 april 2001 verzocht om schadevergoeding.
Namens de Staatssecretaris van Justitie is B.A.G. Siemonsma, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te Zwolle, verschenen. Verweerder heeft de rechtbank verzocht de bewaring niet op te heffen.
R E C H T S O V E R W E G I N G E N
Het bevel tot bewaring van 1 maart 2001 is gegeven nu de uitzetting van de vreemdeling is gelast en omdat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vordert, zoals nader in het bevel aangegeven (artikel 26, eerste lid,
aanhef en onder a, Vw).
Op 1 april 2001 is de Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000) in werking getreden. Ingevolge artikel 122 van deze wet is de Vreemdelingenwet (Staatsblad 1965, 40, verder: Vw) ingetrokken.
Nu evenwel aan de vreemdeling voor 1 april 2001 zijn vrijheid is ontnomen en geen kennisgeving als bedoeld in artikel 96, eerste lid, eerste volzin, Vw2000 is gedaan, noch door de vreemdeling op of na 1 april 2001 beroep is
ingesteld, is, ingevolge artikel 121, tweede lid, Vw2000, het recht zoals dat gold voor 1 april 2001 van toepassing.
Gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van dit artikellid dient onder "recht" in de zin van artikel 121, tweede lid, Vw2000 te worden verstaan de bepalingen van procesrechtelijke aard. Daaronder zijn begrepen de bepalingen die de
bevoegdheid van deze rechtbank alsmede de wijze van behandeling van het beroep of van de met een beroep gelijkgestelde kennisgeving regelen.
Wel geldt, gelet op artikel 121, tweede lid, tweede volzin, Vw2000, de uitspraak van de rechtbank als uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 94 van de Vw2000.
De vreemdeling is op 26 februari 2001 aangehouden wegens verdenking van overtreding van artikel 141 Wetboek van Strafrecht. De vreemdeling is op 1 maart 2001 op grond van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a, Vw, in bewaring
gesteld.
Met de inwerkingtreding van de Vw2000 en de intrekking van de Vw is de oorspronkelijke grondslag aan de inbewaringstelling (artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a, Vw) komen te ontvallen. Nu evenwel artikel 59, eerste lid en
onder a, Vw2000 materieel gezien overeenkomt met artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a, Vw, moet de vreemdelingenrechtelijke vrijheidsbeneming van de vreemdeling thans geacht worden te zijn gegrond op artikel 59, eerste lid, en
onder a, Vw2000.
De Vw2000 kent niet, zoals de Vw, de figuur van de last tot uitzetting. Door de inwerkingtreding van de Vw2000 heeft de op grond van de Vw gegeven last tot uitzetting haar werking verloren. Artikel 63, eerste lid, Vw2000 bepaalt dat
de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft en die niet binnen de in de wet gestelde termijn Nederland uit eigen beweging heeft verlaten, ingevolge artikel 27, eerste lid, onder b, danwel artikel 45, eerste lid, onder b, kan
worden uitgezet.
Het woord "ingevolge" in de zinsnede "ingevolge artikel 27, eerste lid, onder b, dan wel artikel 45, eerste lid, onder b", is voor meer dan één uitleg vatbaar. Gelet op het systeem van de Vw2000 en de totstandkomingsgeschiedenis van
artikel 63 van deze wet komt aan deze zinsnede niet de betekenis toe dat slechts na een beslissing op een aanvraag om toelating van verweerder een uitzettingbevoegdheid bestaat doch dient het woord "ingevolge" te worden verstaan als
"op de voet van dan wel als ware sprake van toepasselijkheid van". Dit betekent dat de bevoegdheid op grond van artikel 63, eerste lid, Vw2000 ook kan worden toegepast in die gevallen waarin de vreemdeling nimmer rechtmatig verblijf
in Nederland heeft gehad.
Nu de inbewaringstelling van de vreemdeling heeft plaatsgevonden voor de inwerkingtreding van de Vw2000 zal de procedure die tot de inbewaringstelling heeft geleid en de wijze van tenuitvoerlegging van de bewaring getoetst worden
aan de hand van het recht zoals dat tot 1 april 2001 gold.
Ter adstructie van het verzoek om schadevergoeding is namens de vreemdeling betoogd dat de bewaring onrechtmatig moet worden geacht omdat in het dossier de stukken omtrent het strafrechtelijk voortraject ontbreken.
De rechtbank is gebleken dat de vreemdeling op 26 februari 2001 is aangehouden en dat hij op 1 maart 2001 in bewaring is gesteld. De rechtbank heeft in het dossier omtrent het strafrechtelijk voortraject evenwel enkel een
proces-verbaal aangetroffen waarin slechts melding wordt gemaakt van de aanhouding.
Ter zitting heeft verweerder verzocht na de zitting de stukken omtrent het strafrechtelijk voortraject in te mogen dienen.
De rechtbank overweegt dat in 3.5.3.1 Richtlijnen Vreemdelingenkamer staat vermeld dat de op de zaak betrekking hebbende stukken uiterlijk twee werkdagen vóór de zitting om 16:00 uur ter griffie ontvangen dienen te zijn. Onder deze
stukken dient, gelet op de richtlijn, ook het achterliggende strafrechtelijke dossier te worden begrepen, zo is ook namens verweerder erkend.
Nu het hier gaat om toetsing van vrijheidsbenemende maatregelen, die ook door de gemachtigde van de vreemdeling in volle omvang aan de orde moeten kunnen worden gesteld, kan het belang van een tijdige toezending van deze stukken
niet worden onderschat. Weliswaar zou, in voorkomend geval, indien een ondergeschikt onderdeel van het strafrechtelijk dossier ontbreekt, maar overigens uit de wel toegezonden stukken de gang van zaken in het strafrechtelijk
voortraject genoegzaam kan worden afgeleid, verweerder in de gelegenheid worden gesteld ter zitting deze ontbrekende stukken over te leggen, maar een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.
Hier ontbreekt het totale dossier van het strafrechtelijk voortraject. Bovendien kon verweerder ter zitting ook geen ontbrekende stukken overleggen. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om verweerder toe te staan de
ontbrekende stukken na de zitting in te dienen.
Nu gezien het voorgaande de rechtmatigheid niet kan worden vastgesteld dient naar het oordeel van de rechtbank uitgegaan te worden van de onrechtmatigheid van het strafrechtelijk voortraject. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat
de bewaring van meet af aan onrechtmatig is geweest, zodat het beroep gegrond wordt verklaard en de vreemdeling een bedrag toekomt van 7 x fl. 200,- voor ten onrechte op het politiebureau doorgebrachte dagen, vermeerderd met een
bedrag van 28 x fl. 150,- voor de ten onrecht in het Huis van Bewaring doorgebrachte dagen. In totaal zal een bedrag van fl.5600,- worden toegekend.
B E S L I S S I N G
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- kent aan de vreemdeling ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding tot van
fl. 5600,- (zegge: vijfduizend zeshonderd gulden);
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad fl. 710,- (1 punt voor het verschijnen ter zitting) onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden.
Aldus gewezen door mr. W.M. van Schuijlenburg in tegenwoordigheid van mr. C.H. Beuker als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2001.
----------------------------------------
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open (artikel 121, tweede lid juncto artikel 95, eerste lid, Vw2000). Daartoe dient uiterlijk een week na de uitspraak een beroepschrift te worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak
van de Raad van State (Postbus 16113, 2500 BC te 's-Gravenhage) onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken".
Afschrift verzonden: 10 april 2001