ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1950
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.C.J. van Dooijeweert
- J.E. van den Steenhoven-Drion
- A.W.M. van Hoof
- Rechtspraak.nl
Toelating van vreemdeling zonder geldige machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiseres, een Joegoslavische nationaliteit, voor een vergunning tot verblijf in Nederland. Eiseres is op 18 maart 1999 Nederland binnengekomen met een tijdelijk visum voor familiebezoek, dat later is verlengd vanwege de situatie in Joegoslavië. Op 14 juni 1999 heeft zij een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf, maar deze werd op 22 juli 1999 buiten behandeling gesteld door de Staatssecretaris van Justitie. Eiseres heeft bezwaar gemaakt en later beroep ingesteld tegen deze beslissing. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de aanvraag ten onrechte buiten behandeling was gesteld, omdat eiseres niet in staat was om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aan te vragen door de sluiting van de Nederlandse ambassade in Belgrado vanwege oorlogsomstandigheden. De rechtbank heeft overwogen dat de wetgeving niet expliciet voorziet in de situatie waarin er geen Nederlandse vertegenwoordiging aanwezig is in het land van herkomst. Eiseres heeft ook een beroep gedaan op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), maar de rechtbank oordeelde dat het mvv-vereiste niet in strijd is met haar recht op gezinsleven. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de aanvraag terecht buiten behandeling was gesteld op basis van het ontbreken van een mvv.