ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1948
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.C.J. van Dooijeweert
- J.E. van den Steenhoven-Drion
- A.W.M. van Hoof
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en vergunning tot verblijf voor Somalische vreemdeling
In deze zaak gaat het om een Somalische vrouw die sinds 16 juni 1997 in Nederland verblijft en op 18 juni 1997 een aanvraag heeft ingediend voor toelating als vluchteling en een vergunning tot verblijf. Deze aanvragen zijn door de Staatssecretaris van Justitie op 22 augustus 1997 afgewezen wegens kennelijke ongegrondheid. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd op 5 november 1997 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft zij op 1 december 1997 beroep ingesteld, dat op 4 januari 1999 door de rechtbank 's-Hertogenbosch ongegrond werd verklaard.
Eiseres diende op 11 maart 1999 een nieuwe aanvraag in voor een vergunning tot verblijf, maar deze werd op 14 april 1999 buiten behandeling gesteld wegens het ontbreken van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 25 november 1999 werd toegewezen. De rechtbank heeft de zaak op 15 januari 2001 verwezen naar de Rechtseenheidskamer (REK) voor verdere behandeling.
De rechtbank heeft op 15 maart 2001 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. Eiseres betoogde dat haar aanvraag ten onrechte buiten behandeling was gesteld, omdat zij niet over een geldige mvv beschikte. De rechtbank oordeelde dat de wetgeving niet voorziet in een vrijstelling van het mvv-vereiste voor vreemdelingen uit landen zonder Nederlandse vertegenwoordiging. Eiseres voerde aan dat het voor haar onmogelijk was om naar een buurland te reizen voor de aanvraag van een mvv, gezien de situatie in Somalië.
De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit van 6 september 1999 ondeugdelijk was gemotiveerd en vernietigde dit besluit. De rechtbank oordeelde dat verweerder een nieuw besluit moest nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op fl 2485,- werden vastgesteld.