ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1938
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de niet-ontvankelijkverklaring van een tweede asielaanvraag van een Tamil uit Sri Lanka
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 30 januari 2001 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de tweede asielaanvraag van eiser, een Tamil uit Sri Lanka. Eiser had eerder aanvragen om toelating als vluchteling ingediend, die waren afgewezen. Op 27 september 1999 diende hij een nieuwe aanvraag in, waarbij hij nieuwe feiten en omstandigheden aanvoerde, waaronder documenten die zouden aantonen dat zijn leven in gevaar is. De Immigrants- and Emigrants Act van 1998 werd ingeroepen, waaruit zou blijken dat eiser bij terugkeer naar Sri Lanka het risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
De rechtbank moest beoordelen of de nieuwe aanvraag op nieuwe gronden was gebaseerd. De rechtbank oordeelde dat eiser met de overgelegde brieven inderdaad nieuwe feiten had aangedragen die een groter veiligheidsrisico aantoonden dan eerder was aangenomen. De rechtbank concludeerde dat verweerder ten onrechte de tweede aanvraag niet-ontvankelijk had verklaard, omdat er wel degelijk nieuwe gronden waren aangevoerd die een heroverweging rechtvaardigden.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van verweerder en wees de aanvraag van 27 september 1999 af onder verwijzing naar de eerdere beschikking van 26 september 1997. De rechtbank oordeelde dat de door eiser aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om een vergunning tot verblijf op humanitaire gronden te rechtvaardigen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige toetsing van nieuwe feiten in asielprocedures en de noodzaak voor verweerder om deze adequaat te beoordelen.