ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1937
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Uitzetting van Turkse Koerd in het kader van asielaanvraag en risico op mensenrechtenschendingen bij terugkeer
In deze zaak heeft de fungerend president van de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 februari 2001 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. De verzoeker, een Turkse Koerd, had in Nederland asiel aangevraagd en vorderde schorsing van de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie om zijn uitzetting niet achterwege te laten. De verzoeker stelde dat hij vanwege zijn betrokkenheid bij de PKK (Koerdische Arbeiderspartij) in Turkije vervolging en een reëel risico op wrede en onmenselijke behandeling zou ondervinden bij terugkeer. De president oordeelde dat, hoewel er in het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken melding wordt gemaakt van mogelijke mishandelingen bij terugkeer, dit niet betekent dat elke Turkse Koerd automatisch een risico loopt. De president concludeerde dat er geen specifieke verdenkingen tegen de verzoeker bestonden en dat zijn verklaringen over zijn verleden inconsistent waren, wat de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas ondermijnde. De president wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaarde het bezwaar tegen de eerdere beschikking ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak van relevante antecedenten voor het vaststellen van een risico op vervolging en de beoordeling van de geloofwaardigheid van asielverhalen.