ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1931
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van voorwaardelijke vergunning tot verblijf voor Liberiaanse asielzoeker
In deze zaak gaat het om de intrekking van de voorwaardelijke vergunning tot verblijf van eiser, een Liberiaanse asielzoeker, door de Staatssecretaris van Justitie. De intrekking vond plaats op basis van een beleidswijziging die op 27 maart 1998 werd aangekondigd, waarbij het vvtv-beleid voor Liberiaanse asielzoekers werd beëindigd. Eiser had eerder een aanvraag ingediend voor verlenging van zijn vergunning, maar deze werd ingetrokken omdat hij niet langer in aanmerking kwam voor een dergelijke vergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatie in Liberia, ondanks de zorgen van eiser over de veiligheid, niet zodanig is dat de intrekking van de vergunning onredelijk was. Eiser betoogde dat de situatie in Monrovia nog steeds onveilig was en dat hij als Mandingo risico liep op vervolging. De rechtbank oordeelde echter dat de Staatssecretaris voldoende onderbouwing had voor zijn besluit en dat de beleidsvrijheid van de Staatssecretaris niet was overschreden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de intrekking van de vergunning rechtmatig was. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.