ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1920
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van vreemdeling na staandehouding en aanrijding
In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 24 april 2001 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, hierna aangeduid als A. De vreemdeling was op 10 april 2001 als bestuurder van een bromfiets betrokken bij een aanrijding in Pijnacker. Na de aanrijding kon hij zijn rijbewijs of bromfietscertificaat niet tonen, wat leidde tot zijn staandehouding door de politie. De vreemdeling heeft in het Engels zijn naam en geboortedatum opgegeven, maar kon geen bewijs van zijn identiteit overleggen. De politieambtenaren boden hem de mogelijkheid om vrijwillig naar het politiebureau te gaan om de ontbrekende documenten te overleggen, maar dit bleek niet mogelijk. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling een verboden gedraging had verricht volgens de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling niet voldoende informatie heeft verstrekt over zijn geboorteplaats, wat leidde tot een redelijk vermoeden van illegaal verblijf. De rechtbank oordeelde dat de staandehouding en de daaropvolgende inbewaringstelling rechtmatig waren, omdat de vreemdeling niet beschikte over een geldige verblijfsvergunning en er een ernstig vermoeden bestond dat hij zich aan uitzetting zou onttrekken. De rechtbank heeft het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank concludeerde dat er voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestond en dat de maatregelen in overeenstemming waren met de Vreemdelingenwet 2000.
De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier C.K. Wong. Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open, voor zover het betreft het beroep tegen het besluit tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.