ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1918
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van een Liberiaanse vreemdeling en de noodzaak van paspoortonderzoek
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 26 april 2001 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de onrechtmatigheid van de bewaring van een Liberiaanse vreemdeling, eiser A. Eiser was op 16 april 2001 in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, onvoldoende voortvarend heeft gehandeld door geen onderzoek te verrichten naar de geldigheid van eisers paspoort en Italiaanse verblijfsdocument. Eiser heeft ter zitting aangevoerd dat zijn documenten niet vals zijn en dat hij niet op de hoogte is gesteld van zijn recht op rechtsbijstand. De rechtbank oordeelt dat de bewaring onrechtmatig is, omdat verweerder niet heeft voldaan aan de verplichting om tijdig onderzoek te doen naar de geldigheid van de documenten van eiser. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en de opheffing van de bewaring bevolen, ingaande 26 april 2001. Tevens is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding aan eiser voor de onterecht opgelegde vrijheidsontnemende maatregel, alsook tot vergoeding van de proceskosten van eiser. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. J.A. Lammertink. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Raad van State.