ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1914
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in mvv-aanvraag voor gezinsvorming met een Nederlander
In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor A, een Iraakse vrouw, die is gehuwd met B, een Nederlander. De rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 27 april 2001 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de president van de rechtbank de verzoeken van A en B heeft toegewezen. De zaak betreft de procedure rondom de mvv-aanvraag, waarbij de referentprocedure door B is doorlopen. De rechtbank oordeelt dat de brief van de Nederlandse ambassade aan B, waarin wordt aangegeven dat er geen bezwaar bestaat tegen de afgifte van de mvv, geen beschikking is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar een interne machtiging. De rechtbank stelt vast dat de ambassade ten onrechte een lijst van identificerende vragen heeft opgevraagd, omdat het hier niet gaat om gezinshereniging maar om gezinsvorming. De president oordeelt dat de redelijke beslistermijn voor de mvv-aanvraag is overschreden en dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat het getoonde reisdocument van A niet authentiek is. De rechtbank bepaalt dat de aanvraag van A op dezelfde wijze behandeld moet worden als andere aanvragen van Iraakse staatsburgers die in Amman zijn gehuwd met een Nederlander. De rechtbank wijst de Staat der Nederlanden aan om de proceskosten te vergoeden en bepaalt dat de beschikking op de aanvraag binnen 48 uur na melding bij de ambassade moet worden afgegeven of dat er schriftelijk mededeling wordt gedaan over het benodigde identiteitsonderzoek.