ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1912
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot mvv-vereiste en asielaanvraag
In deze zaak heeft de president van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage op 25 april 2001 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Turkse vreemdeling, had een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf op asielgerelateerde gronden, maar zijn aanvraag werd buiten behandeling gesteld wegens het ontbreken van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De president oordeelde dat er geen materieel verschil is tussen de hardheidsclausule van de oude Vreemdelingenwet en de nieuwe Vreemdelingenwet 2000. Verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, kon zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat verzoeker een asielaanvraag moest indienen om in aanmerking te komen voor bescherming, en dat de hardheidsclausule niet van toepassing was. De president benadrukte dat het mvv-vereiste een wettelijk vereiste is voor de behandeling van de aanvraag, en dat verzoeker niet tot een vrijgestelde categorie behoort. De president concludeerde dat het bezwaar ongegrond was en dat het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de president de belangenafweging heeft gemaakt en de rechtmatigheid van het primaire besluit heeft beoordeeld.