ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1770
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.F.J.M. Schröder
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vrijheidsbeneming van vreemdeling in het kader van bewaring en uitzetting
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage geoordeeld over de rechtmatigheid van de bewaring van een vreemdeling, die op 2 februari 2001 was overgedragen aan de Vreemdelingendienst na een strafrechtelijke aanhouding. De vreemdeling, bijgestaan door zijn advocaat, heeft beroep ingesteld tegen de bewaring, die op 2 februari 2001 om 16:55 uur werd bevolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling tussen 16:30 uur en 16:55 uur zonder geldige titel was vastgehouden, maar oordeelde dat deze korte periode van onrechtmatige vrijheidsbeneming niet tot schade had geleid. De rechtbank benadrukte dat de tijd was gebruikt om de vreemdeling in het bijzijn van een raadsman te horen, wat in het belang van de vreemdeling was.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de vreemdeling, die gebruik maakte van valse documenten en meerdere aliassen, een vluchtgevaar vormde. De rechtbank oordeelde dat de werkwijze van de autoriteiten met betrekking tot de uitzetting van de vreemdeling voldoende voortvarend was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de bewaring onrechtmatig maakten. Het beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de toepassing van de bewaring niet in strijd was met de Vreemdelingenwet en dat de belangen van de vreemdeling niet onredelijk waren geschaad.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, voor zover het betreft de beslissing inzake schadevergoeding. De Officier van Justitie kan binnen veertien dagen na de uitspraak hoger beroep instellen.