ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1769
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.F.J.M. Schröder
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vrijheidsbeneming en schadevergoeding in vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 6 maart 2001 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de onrechtmatige vrijheidsbeneming van een vreemdeling. De vreemdeling, van Turkse en Griekse nationaliteit, was op 15 februari 2001 aangehouden na het tonen van een vermoedelijk vals Grieks paspoort. Na zijn aanhouding werd hij overgedragen aan de Vreemdelingendienst en op dezelfde dag in bewaring gesteld. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling 2,5 uur onrechtmatig was vastgehouden zonder geldige titel, aangezien er geen bijzondere omstandigheden waren die deze vrijheidsbeneming rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat de bewaring vanaf het begin onrechtmatig was, omdat de formele vereisten niet waren nageleefd.
De rechtbank heeft het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend. De schadevergoeding werd echter gehalveerd, omdat de vreemdeling enige tijd illegaal in Nederland had verbleven en gebruik had gemaakt van een vals paspoort. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de bewaring onrechtmatig was, de omstandigheden van de vreemdeling voldoende waren om de schadevergoeding te matigen. De uiteindelijke schadevergoeding werd vastgesteld op ƒ 700,-- voor de onterecht doorgebrachte detentieperiode.
De rechtbank heeft ook verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, veroordeeld in de proceskosten, die op ƒ 1.420,-- werden vastgesteld. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, specifiek voor de beslissing inzake de schadevergoeding. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een geldige titel voor vrijheidsbeneming en de mogelijkheid van schadevergoeding in gevallen van onrechtmatige detentie.