ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1766
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voorlopige voorziening door Turkse dienstweigeraar met Koerdische achtergrond
In deze zaak heeft de president van de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 23 januari 2001 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een Turkse nationaliteit die stelt Koerdisch te zijn. De verzoeker heeft zijn oproep voor militaire dienst genegeerd, omdat hij niet wil vechten tegen zijn eigen volk. De president oordeelt dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vluchteling is. De president toetst of de dienstweigering gegronde vrees voor vervolging oplevert aan de hand van criteria uit eerdere jurisprudentie. Verzoeker heeft in het nader gehoor niet overtuigend aangetoond dat hij voldoende hechte banden met zijn eigen volk heeft om vluchtelingenschap aan te nemen. De president concludeert dat de aanvraag om toelating als vluchteling terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat verzoeker niet over de vereiste documenten beschikt en de termijn voor het indienen van een asielaanvraag is overschreden. De president wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaart het bezwaar ongegrond. De beslissing is genomen in het kader van de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingenwet, waarbij de president ook de relevante artikelen van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens in overweging heeft genomen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.