ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1693
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J. van den Bergh
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van politieambtenaren bij controle op straatprostitutie en legitimatieplicht
In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 30 maart 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel van een vreemdeling, die in bewaring was gesteld in het kader van de Vreemdelingenwet. De vreemdeling was op 25 februari 2001 in bewaring gesteld na een controle op straatprostitutie in Amsterdam. De rechtbank oordeelde dat de politieambtenaren bevoegd waren om de vreemdeling staande te houden en om legitimatie te vragen, op basis van artikel 151a van de Gemeentewet en de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) van Amsterdam. De rechtbank concludeerde dat er voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestond, aangezien de vreemdeling op 28 februari 2001 naar Ecuador was uitgezet. Het beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen grond was voor het toekennen van schadevergoeding en dat er geen omstandigheden waren die aanleiding gaven tot proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de bevoegdheden van politieambtenaren in het kader van de controle op straatprostitutie en de legitimatieplicht die voortvloeit uit de Gemeentewet en de APV.