ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1684
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- T.M.A. Claessens
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak van Iraanse verzoeker met betrekking tot doorzendplicht en ambtelijke instanties
In deze zaak heeft de president van de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 22 januari 2001 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag van een Iraanse verzoeker. De verzoeker, die sinds 15 maart 1995 in Nederland verblijft, had eerder een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling, welke was afgewezen. Op 8 januari 2001 diende hij opnieuw een aanvraag in, die door de Staatssecretaris van Justitie op 10 januari 2001 werd afgewezen. De verzoeker verzocht de president om een voorziening te treffen die zijn uitzetting zou tegenhouden totdat op zijn bezwaarschrift was beslist.
De president overwoog dat de verzoeker recht had op een beoordeling van zijn aanvraag, en dat de Staatssecretaris niet had voldaan aan de doorzendplicht die voortvloeit uit artikel 2:3 van de Algemene wet bestuursrecht. De president stelde vast dat de verzoeker niet alleen recht had op een nieuwe beoordeling van zijn asielaanvraag, maar dat de Staatssecretaris ook de beleidsregels in acht moest nemen die in de TBV 1999/22 zijn vastgelegd. De president concludeerde dat de ambtelijke instanties die door de Staatssecretaris zijn gemandateerd, de beleidsregels niet buiten beschouwing konden laten.
Uiteindelijk oordeelde de president dat het bezwaar van de verzoeker een redelijke kans van slagen had en dat de gevraagde voorziening moest worden toegewezen. De president verbood de Staatssecretaris om de verzoeker uit Nederland te verwijderen voordat op het bezwaarschrift was beslist. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die op f 1420,- werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, en tegen deze uitspraak stond geen gewoon rechtsmiddel open.